Formuleren les 1 2vd

Formuleren les 1 2vd
Fijn dat je er bent!

Pak je schrift, pen en Chromebook.
1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Formuleren les 1 2vd
Fijn dat je er bent!

Pak je schrift, pen en Chromebook.

Slide 1 - Tekstslide

Lesplanning
Opstart les                        -     3 min.
Theorie (interactief)     -     7 min.
Aan de slag                       -     8 min.
Theorie (interactief)     -     7 min.
Aan de slag                       -      8 min.
Afronding les                   -      3 min.

Slide 2 - Tekstslide

Lesdoel
Aan het eind van deze les én na het maken van de opdrachten:

- Ken je de kenmerken van het zelfstandig werkwoord (zww) en het hulpwerkwoord (hww) 
- Ken je het verschil tussen bijwoorden en bijvoeglijke naamwoorden

Slide 3 - Tekstslide

Wie kent het verschil tussen een hww en zww?
Ja
Nee

Slide 4 - Poll

hww
Als een zin meerdere ww heeft, is het ww dat de handeling aangeeft altijd een voltooid deelwoord of een infinitief. 
De persoonsvorm en eventuele andere ww zijn dan een hulpwerkwoord.

Imme is elke dag naar school gefietst.
Imme zal elke dag naar school moeten fietsen.

Slide 5 - Tekstslide

zww
Geeft aan wat er wordt gedaan --> Het onderwerp doet iets.
Er staat altijd 1 zelfstandig werkwoord in de zin.

Imme fietst elke dag naar school.
Imme is naar school gefietst.
Imme zal elke dag naar school moeten fietsen.

Slide 6 - Tekstslide

hulpwerkwoord
zelfstandig werkwoord
Zij
laten
hun
auto
morgen
repareren. 

Slide 7 - Sleepvraag

hulpwerkwoord
zelfstandig werkwoord
Kan
je
niet
beter
uitkijken!

Slide 8 - Sleepvraag

hulpwerkwoord
zelfstandig werkwoord
Max
zou
dat
gedaan
kunnen
hebben.

Slide 9 - Sleepvraag

hulpwerkwoord
zelfstandig werkwoord
Hij 
heeft
weer
niet
geluisterd.

Slide 10 - Sleepvraag

hulpwerkwoord
zelfstandig werkwoord
Hij 
kocht 
het
mooie
cadeau.

Slide 11 - Sleepvraag

Aan de slag
Maak vanuit Classroom de opdracht hww/zww

timer
8:00

Slide 12 - Tekstslide

In hoeverre begrijp je nu het verschil tussen een hww en een zww?
😒🙁😐🙂😃

Slide 13 - Poll

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Tekstslide

Bijwoord of bijvoeglijk naamwoord?
Met die SCHERPE klauwen jaagt een kat goed.
A
bijwoord
B
bijvoeglijk naamwoord

Slide 19 - Quizvraag

Bijwoord of bijvoeglijk naamwoord?
Deze kat vangt SNEL muizen.
A
bijwoord
B
bijvoeglijk naamwoord

Slide 20 - Quizvraag

Aan de slag
Maak vanuit Classroom de opdracht bijwoord/bijv.nw.

timer
8:00

Slide 21 - Tekstslide

Lesdoel behaald?
Aan het eind van deze les én na het maken van de opdrachten:

- Ken je de kenmerken van het zelfstandig werkwoord (zww) en het hulpwerkwoord (hww) 
- Ken je het verschil tussen bijwoorden en bijvoeglijke naamwoorden

Slide 22 - Tekstslide

Waar zegt het bijvoeglijk naamwoord iets over?
A
Zelfstandig naamwoord
B
Bijwoord
C
Werkwoord
D
Bijvoeglijk naamwoord

Slide 23 - Quizvraag

Waar zegt het bijwoord iets over?
A
werkwoord
B
zelfstandig naamwoord
C
bijvoeglijk naamwoord
D
bijwoord

Slide 24 - Quizvraag