V2 uitleg zww, kww en hww

Welkom!
- Ga rustig op je plek zitten 
- Pak je leesboek, oefenboek, handboek, schrift, pen en laptop
1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Welkom!
- Ga rustig op je plek zitten 
- Pak je leesboek, oefenboek, handboek, schrift, pen en laptop

Slide 1 - Tekstslide

Lesprogramma
  • Lezen
  • Herhalen zww, hww en kww

  • Zelf aan de slag

Slide 2 - Tekstslide

Lezen
10 minuten in stilte
timer
10:00

Slide 3 - Tekstslide

Lesdoel
Aan het eind van deze les ken je het zelfstandig werkwoord, hulpwerkwoord en koppelwerkwoord.

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Video

hww
Als een zin meerdere ww heeft, is het ww dat de handeling aangeeft altijd een voltooid deelwoord of een infinitief. 
De persoonsvorm en eventuele andere ww zijn dan een hulpwerkwoord.

Het hulpwerkwoord kan weggelaten worden 

Imme is elke dag naar school gefietst.
Imme zal elke dag naar school moeten fietsen.

Slide 7 - Tekstslide

zww
Geeft aan wat er wordt gedaan --> Het onderwerp doet iets.
Er staat altijd 1 zelfstandig werkwoord in de zin.

Imme fietst elke dag naar school.
Imme is naar school gefietst.
Imme zal elke dan naar school moeten fietsen.

Slide 8 - Tekstslide

hulpwerkwoord
zelfstandig werkwoord
Zij
laten
hun
auto
morgen
repareren. 

Slide 9 - Sleepvraag

hulpwerkwoord
zelfstandig werkwoord
Kan
je
niet
beter
uitkijken!

Slide 10 - Sleepvraag

hulpwerkwoord
zelfstandig werkwoord
Max
zou
dat
gedaan
kunnen
hebben.

Slide 11 - Sleepvraag

hulpwerkwoord
zelfstandig werkwoord
Hij 
heeft
weer
niet
geluisterd.

Slide 12 - Sleepvraag

hulpwerkwoord
zelfstandig werkwoord
Hij 
kocht 
het
mooie
cadeau.

Slide 13 - Sleepvraag

kww
Er zijn 9 koppelwerkwoorden:

zijn worden blijven
blijken lijken schijnen
heten dunken voorkomen

Slide 14 - Tekstslide

kww
Het koppelwerkwoord koppelt het onderwerp van de zin aan het deel waarin een bnw of znw staat. 

Het onderwerp doet niet iets, maar is iets.


Peter is een gezellige vriend. (is geeft geen handeling aan, het koppelt Peter aan een gezellige vriend.)

Slide 15 - Tekstslide

kww
In een zin kunnen ook een hww en een kww voorkomen. Het kww is dan een volt.dw of een infinitief.

Junior is twee weken ziek geweest.
Kww= geweest, Hww= is.

Slide 16 - Tekstslide

kww/hww/zww
Een kww en een zww kunnen nooit tegelijk in een zin voorkomen!

Slide 17 - Tekstslide

Zij zou naar school komen.

zou: hww, kww of zww?
A
hww
B
zww
C
kww

Slide 18 - Quizvraag

Later wordt mijn broer tandarts.

wordt: hww, zww of kww?
A
HWW
B
ZWW
C
KWW

Slide 19 - Quizvraag

Hij wordt een aardige docent.

wordt: hww, zww of kww?
A
kww
B
hww
C
zww

Slide 20 - Quizvraag

Zij zou naar school komen vandaag.

zou: hww, zww of kww?
A
hww
B
zww
C
kww

Slide 21 - Quizvraag

Die jongen blijkt een taaie te zijn.

zijn: hww, zww of kww?
A
HWW
B
ZWW
C
KWW

Slide 22 - Quizvraag

Zelf aan de slag
Wat?
Opdrachten 1, 2, 4 en 5 oefenboek grammatica woordsoorten (blz 94-95)

Hoe?
Eerste 10 minuten in stilte Daarna overleg zachtjes en steek je hand op als je een vraag hebt.

Klaar?
Lezen 
timer
10:00

Slide 23 - Tekstslide

In hoeverre kan jij een zww, hww en kww uit de zin halen?
0100

Slide 24 - Poll