V2 uitleg zww, kww en hww

Welkom!
- Ga rustig op je plek zitten 
- Pak je leesboek, oefenboek, handboek, schrift, pen en laptop
1 / 36
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

In deze les zitten 36 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Welkom!
- Ga rustig op je plek zitten 
- Pak je leesboek, oefenboek, handboek, schrift, pen en laptop

Slide 1 - Tekstslide

Lesprogramma
  • Lezen
  • Herhalen zww, hww en kww

  • Zelf aan de slag

Slide 2 - Tekstslide

Lezen
10 minuten in stilte
timer
10:00

Slide 3 - Tekstslide

Welke zin heeft een naamwoordelijk gezegde?
A
Ik ben voetballer.
B
Ik ben aan het voetballen.

Slide 4 - Quizvraag


Bij een naamwoordelijk gezegde heb je ALTIJD een...
A
Zelfstandig werkwoord
B
Koppelwerkwoord

Slide 5 - Quizvraag

Naamwoordelijk gezegde

Het naamwoordelijk gezegde zegt wat iemand of iets (het onderwerp) IS (of wordt of blijft).

Het werkwoordelijk gezegde zegt iets over wat iemand doet

Slide 6 - Tekstslide

Lesdoel
Aan het eind van deze les ken je het zelfstandig werkwoord, hulpwerkwoord en koppelwerkwoord.

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

Hulpwerkwoord
Als een zin meerdere ww heeft, is het ww dat de handeling aangeeft altijd een voltooid deelwoord of een infinitief. 
De persoonsvorm en eventuele andere ww zijn dan een hulpwerkwoord.

Het hulpwerkwoord kan weggelaten worden 

Imme is elke dag naar school gefietst.
Imme zal elke dag naar school moeten fietsen.

Slide 9 - Tekstslide

Zelfstandig werkwoord
Geeft aan wat er wordt gedaan --> Het onderwerp doet iets.
Er staat altijd 1 zelfstandig werkwoord in de zin.

Imme fietst elke dag naar school.
Imme is naar school gefietst.
Imme zal elke dan naar school moeten fietsen.

Slide 10 - Tekstslide

hulpwerkwoord
zelfstandig werkwoord
Zij
laten
hun
auto
morgen
repareren. 

Slide 11 - Sleepvraag

Welke koppelwerkwoorden heb je ook alweer?

Slide 12 - Open vraag

kww
Er zijn 9 koppelwerkwoorden:

zijn worden blijven
blijken lijken schijnen
heten dunken voorkomen

Slide 13 - Tekstslide

kww
Het koppelwerkwoord koppelt het onderwerp van de zin aan een eigenschap of 

Het onderwerp doet niet iets, maar is iets.

Peter is een gezellige vriend. (is geeft geen handeling aan, het koppelt Peter aan een gezellige vriend.)

Slide 14 - Tekstslide

kww
In een zin kunnen ook een hww en een kww voorkomen. Het kww is dan een volt.dw of een infinitief.

Junior is twee weken ziek geweest.
Kww= geweest, Hww= is.

Slide 15 - Tekstslide

kww/hww/zww
Een kww en een zww kunnen nooit tegelijk in een zin voorkomen!
Is het hoofdwerkwoord geen koppelwerkwoord? -> Zelfstandig werkwoord

Naamwoordelijk gezegde-> koppelwerkwoord
Werkwoordelijk gezegde-> Zelfstandig werkwoord

Slide 16 - Tekstslide

kww
Er zijn 9 koppelwerkwoorden:

zijn worden blijven
blijken lijken schijnen
heten dunken voorkomen

Slide 17 - Tekstslide

kww
Het koppelwerkwoord koppelt het onderwerp van de zin aan het deel waarin een bnw of znw staat. 

Het onderwerp doet niet iets, maar is iets.


Peter is een gezellige vriend. (is geeft geen handeling aan, het koppelt Peter aan een gezellige vriend.)

Slide 18 - Tekstslide

Zij zou naar school komen.

zou: hww, kww of zww?
A
hww
B
zww
C
kww

Slide 19 - Quizvraag

Later wordt mijn broer tandarts.

wordt: hww, zww of kww?
A
HWW
B
ZWW
C
KWW

Slide 20 - Quizvraag

Hij wordt een aardige docent.

wordt: hww, zww of kww?
A
kww
B
hww
C
zww

Slide 21 - Quizvraag

Wat ga je doen?
Kijk in Magister wat je moet leren:
- Cambiumed-> woordsoorten
- Oefenen zinsdelenboekje
- Spelling uit Kern

Slide 22 - Tekstslide

Die jongen blijkt een taaie te zijn.

zijn: hww, zww of kww?
A
HWW
B
ZWW
C
KWW

Slide 23 - Quizvraag

kww
In een zin kunnen ook een hww en een kww voorkomen. Het kww is dan een volt.dw of een infinitief.

Junior is twee weken ziek geweest.
Kww= geweest, Hww= is.

Slide 24 - Tekstslide

kww/hww/zww
Een kww en een zww kunnen nooit tegelijk in een zin voorkomen!

Is het hoofdwerkwoord geen koppelwerkwoord? -> Zelfstandigwerkwoord

Naamwoordelijk gezegde-> koppelwerkwoord
Werkwoordelijk gezegde-> Zelfstandig werkwoord

Slide 25 - Tekstslide

hulpwerkwoord
zelfstandig werkwoord
Kan
je
niet
beter
uitkijken!

Slide 26 - Sleepvraag

hulpwerkwoord
zelfstandig werkwoord
Max
zou
dat
gedaan
kunnen
hebben.

Slide 27 - Sleepvraag

hulpwerkwoord
zelfstandig werkwoord
Hij 
heeft
weer
niet
geluisterd.

Slide 28 - Sleepvraag

hulpwerkwoord
zelfstandig werkwoord
Hij 
kocht 
het
mooie
cadeau.

Slide 29 - Sleepvraag

Zij zou naar school komen.

zou: hww, kww of zww?
A
hww
B
zww
C
kww

Slide 30 - Quizvraag

Later wordt mijn broer tandarts.

wordt: hww, zww of kww?
A
HWW
B
ZWW
C
KWW

Slide 31 - Quizvraag

Hij wordt een aardige docent.

wordt: hww, zww of kww?
A
kww
B
hww
C
zww

Slide 32 - Quizvraag

Zij zou naar school komen vandaag.

zou: hww, zww of kww?
A
hww
B
zww
C
kww

Slide 33 - Quizvraag

Die jongen blijkt een taaie te zijn.

zijn: hww, zww of kww?
A
HWW
B
ZWW
C
KWW

Slide 34 - Quizvraag

Zelf aan de slag
Wat?
Opdrachten 1, 2, 4 en 5 oefenboek grammatica woordsoorten (blz 94-95)

Hoe?
Eerste 10 minuten in stilte Daarna overleg zachtjes en steek je hand op als je een vraag hebt.

Klaar?
Lezen 
timer
10:00

Slide 35 - Tekstslide

In hoeverre kan jij een zww, hww en kww uit de zin halen?
0100

Slide 36 - Poll