Les 4: economie, balans

• Veehouderij
• MBO
• Studiejaar 2

Bespreken opdracht vorige les

hoofdstuk 2.3: vraag 1 t/m 6

Bedrijfseconomie

De balans

waar denk je aan bij een balans ?

waarom zou je een balans opstellen ?

de vergoeding die je betaalt voor een lening noemen we rente

de terugbetaling van de lening noemen we aflossing

de aflossingsverplichting van het komende jaar wordt opgenomen onder het kort vreemd vermogen

Een crediteur is een leverancier die we nog moeten betalen. Het product of de dienst is al wel geleverd. 

Een debiteur ontstaat als een klant niet betaalt bij levering van de dienst of goederen. Hij koopt op rekening. De debiteur wordt opgenomen onder de vlottende activa. 

het eigen vermogen is gelijk aan de bezittingen minus de schulden. Het kan dus positief en negatief zijn.

Balans

Bezittingen staan links op de balans(wie heeft het geld)

Schulden rechts(wat hebben ze gekocht)

Een balans is constant in beweging. Net als een bedrijf. Elke dag wordt er gekocht en verkocht.  En elk financieel feit moet geregistreerd worden. 

Balans

Balans heet een balans omdat links en recht evenveel is.

Hij is in balans

Haal je links iets weg

Moet je rechts ook iets weghalen

Bezittingen Balans

Gebouw

Inventaris

Debiteuren (klanten)

Kas

Bank

Voorraad

Schulden balans

Eigen vermogen

Hypotheek

Lening bank

Crediteuren (leverancier)

Begrippen in de balans

Inventaris:     de spullen in het bedrijf (bijv.machines)

Debiteuren:   Geld dat je nog krijgt van je klanten 

Kas:                   Geld dat direct naar het bedrijf is overgemaakt

Bank:                Geld dat op je rekening staat

Hypotheek:    Geldlening voor je huis

Crediteuren:  Geld dat je nog moet betalen aan je leveranciers

Mutatie in de balans

Stel dit bedrijf(zie balans) haalt 1.000 

euro van het contant geld(KAS) en boekt 

dit over naar de bankrekening (bank)

Dan wordt bank 26.000 + 1.000 = 27.000

Dan wordt kas 2.000 - 1.000 = 1.000

Debet(bezit) blijft hetzelfde dus in balans

Hoe noemen we de rechterzijde van de balans ?

1. Liquide middelen
2. Passiva
3. Debet
4. Activa

Welke stelling over het Eigen Vermogen is juist ?

1. is altijd positief
2. staat aan de debetzijde van de balans
3. bezittingen min de schulden
4. wijzigt niet

Onder welke balanspost zetten we de debiteuren

1. Vaste activa
2. Eigen Vermogen
3. Liquide middelen
4. Vlottende activa

Welke van de onderstaande balansposten valt onder vaste activa ?

1. een pand
2. voorraden
3. een tegoed bij de bank
4. debiteuren

welke stelling klopt niet ?

1. een balans is altijd in evenwicht
2. een balans is een momentopname
3. heeft een debetzijde en een creditzijde
4. wordt altijd opgemaakt op 31 december

Wat is een debiteur ?

1. Iemand waar we nog geld van krijgen
2. Een schuldeiser
3. Iemand aan wie we nog geld moeten betalen
4. Iemand die een lening heeft verstrekt

Wat staat er aan de debetzijde van de balans

1. Het Eigen Vermogen
2. De schulden
3. De bezittingen
4. Crediteuren

Voor de volgende les:

maken H 1.1 t/m H 1.3 van de reader