EWK Oefenen totaaltoets kader

Schrijf de 6 P's van de marketingmix op.
1 / 13
volgende
Slide 1: Open vraag

In deze les zitten 13 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.

Onderdelen in deze les

Schrijf de 6 P's van de marketingmix op.

Slide 1 - Open vraag

Een bijstandsuitkering, zakgeld en kinderbijslag zijn voorbeelden van:
A
inkomen uit arbeid
B
inkomen uit bezit
C
inkomen uit overdracht
D
inkomen uit ondernemen

Slide 2 - Quizvraag

Canada heeft 41,4 miljoen inwoners en een nationaal inkomen van, omgerekend naar euro’s, € 1.643 miljard.
Bereken het inkomen per hoofd van de bevolking, afgerond op hele euro’s.

Slide 3 - Open vraag


Slide 4 - Open vraag

De stippellijn in de grafiek hieronder laat zien hoe de inkomens verdeeld zijn over de bevolking als iedereen evenveel verdient.  De kromme lijn laat de werkelijke inkomensverdeling zien.  Hoeveel procent van alle inkomens samen wordt verdiend door de 20% van de bevolking met de laagste inkomens? De 20% van de bevolking met de hoogste inkomens?

Slide 5 - Tekstslide

(2p) De stippellijn in de grafiek hieronder laat zien hoe de inkomens verdeeld zijn over de bevolking als iedereen evenveel verdient.
De kromme lijn laat de werkelijke inkomensverdeling zien.
 Hoeveel procent van alle inkomens samen wordt verdiend door
1. de 20% van de bevolking met de laagste inkomens?
2. de 20% van de bevolking met de hoogste inkomens?

Slide 6 - Open vraag

Veel mensen lenen geld voor de aankoop van een duurzaam consumptiegoed.
Noem nog twee motieven van mensen om geld te lenen.

Slide 7 - Open vraag

Als Martin een nieuwe truck neemt, dan is de aanschafprijs daarvan € 144.980. Hij rijdt er vier jaar in en verwacht dat de truck dan nog een restwaarde heeft van € 84.500.
Wat zijn voor Martin de maandelijkse afschrijvingskosten voor deze truck?

Slide 8 - Open vraag

In een maand wast Rinus op 1680 adressen de ramen. De vaste kosten in zijn glazenwassersbedrijf bedragen € 2.000 per maand.
De variabele kosten zijn € 0,50 per adres.
Bereken de kostprijs van het ramenwassen per adres.

Slide 9 - Open vraag

Een meubelzaak koopt stoelen in voor € 271 per stuk. De winkel rekent een brutowinstmarge van 115% van de inkoopprijs. De btw voor stoelen is 21%.
Bereken de consumentenprijs van een stoel.

Slide 10 - Open vraag

Meneer Arslan vindt de arbeidsproductiviteit van zijn werknemers te laag.
Wat zijn de gevolgen voor de kostprijs van het product als de arbeidsproductiviteit laag is?

A
De kostprijs per product is hoog omdat de (loon)kosten over veel producten verdeeld kunnen worden.
B
De kostprijs per product is laag omdat de (loon)kosten over veel producten verdeeld kunnen worden.
C
De kostprijs per product is hoog omdat de (loon)kosten over weinig producten verdeeld kunnen worden.
D
De kostprijs per product is laag omdat de (loon)kosten over weinig producten verdeeld kunnen worden.

Slide 11 - Quizvraag

Wat betekent het als een land een ‘gesloten economie’ heeft?
A
Dat het land een hoog overschot heeft op de betalingsbalans.
B
Dat het land naar verhouding weinig in- en uitvoert ten opzichte van het nationaal inkomen.
C
Dat het land in verhouding veel export en weinig import heeft.
D
Dat het land een groot deel van het nationaal inkomen verdient met export of besteedt aan import.

Slide 12 - Quizvraag

De Europese Centrale Bank (ECB) streeft naar een inflatiepercentage van
ongeveer 2% in de landen met de euro. Een renteverlaging bij de ECB kan leiden tot een lagere rente bij de banken, waardoor de inflatie kan stijgen.
Leg uit waarom een lagere rente kan leiden tot hogere inflatie.

Slide 13 - Open vraag