Woche 09 2.S

Heute Donnerstag den 3. März 2022


Ik maak in het Duits getallen tot 1.000.

Ik snuffel aan de werkwoorden "Haben" en "Sein".
1 / 19
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Heute Donnerstag den 3. März 2022


Ik maak in het Duits getallen tot 1.000.

Ik snuffel aan de werkwoorden "Haben" en "Sein".

Slide 1 - Tekstslide

Was machen wir dieser Stunde?
Kurz Hörverstehen üben

Zahlen + Aufgabe 14 Seite 72

Hausaufgaben 

Slide 2 - Tekstslide

Hörverstehen
Hischgeweih

6:17

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Link

Wie alt ist Tom?

Slide 5 - Open vraag

Wann ist das Geweih fast weg?
A
Januar
B
Februar
C
März
D
April

Slide 6 - Quizvraag

Hoe heet het buitenste laagje van het gewei in de groei?

Slide 7 - Open vraag

Wieviel Zentimeter wächst das Geweih pro Tag?
A
0,5 Cm
B
1 Cm
C
2 Cm
D
5 Cm

Slide 8 - Quizvraag

Wat zijn "die Fetzen" die aan het gewei hangen?

Slide 9 - Open vraag

Waardoor wordt het gewei bruin?
A
zon
B
ouderdom
C
door de voeding
D
door het sap uit de takken

Slide 10 - Quizvraag

Hoe ging het verstaan?
A
goed
B
gaat wel
C
slecht
D
steeds beter

Slide 11 - Quizvraag

Hoe maak je getallen Seite 71
Getal                           73

Getal                          628

Getal                         4.591

Wanneer schrijf je er "en" tussen en wat is "en" in het Duits?

Nu maken opdracht 14 blz. 72 (op het bord schrijven, wie-o-wie?)

Slide 12 - Tekstslide

Neue Hausaufgaben 

Lernen: Lektion 5 Seite 86
                 Verb "sein" Seite 77
Machen: Lektion 4 Aufgabe 13
                   Lektion 5 Aufgabe 1, 2 und 3
Wiederholen: der/die/das Regeln

Toets niet verbeterd? Dan eerst dit doen!!

Slide 13 - Tekstslide

Ben je tevreden met wat je deze les gedaan hebt?

Bist du zufrieden mit dem was du dieser Stunde gemacht hast?
A
ja
B
nein
C
jein

Slide 14 - Quizvraag

Herzlichen Dank für eure Aufmerksamkeit
und
einen schönen Urlaub!

Slide 15 - Tekstslide

der
= lidwoord dat hoort bij mannelijke woorden

* dagen                                  * mannelijke personen
* maanden                           * mannelijke dieren
* jaargetijden                      * mannelijke beroepen/functies

Slide 16 - Tekstslide

die (1)
= lidwoord dat hoort bij vrouwelijke woorden

* -heit                                 * vrouwelijke personen
* -keit                                 * vrouwelijke dieren
* -ung                                * vrouwelijke beroepen/functies
* -schaft
* -e (dingen) vaak!

Slide 17 - Tekstslide

das
= lidwoord dat hoort bij onzijdige woorden

* onzijdig (in het Nederlands herkenbaar door het)
* verkleinwoorden -chen
                                       -lein

Slide 18 - Tekstslide

die (2)
= lidwoord dat hoort bij meervoud

* mannelijke zelfstandige naamwoorden, meer dan 1
* vrouwelijke zelfstandige naamwoorden, meer dan 1
* onzijdige zelfstandige naamwoorden, meer dan 1

Slide 19 - Tekstslide