1B 21-11 Taal uit de buurt

CURSUS 4: Taal   
paragraaf 1
Cursus 4: TAAL


Eerst stillezen 
(op je tafel alleen je leesboek!)
§2 Taal uit de buurt
1 / 12
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 1

In deze les zitten 12 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

CURSUS 4: Taal   
paragraaf 1
Cursus 4: TAAL


Eerst stillezen 
(op je tafel alleen je leesboek!)
§2 Taal uit de buurt

Slide 1 - Tekstslide

  • Je weet wat het woord streektaal (dialect) betekent.
  • Je kunt het verschil tussen een streektaal en het Standaardnederlands uitleggen.
Lesdoelen

Slide 2 - Tekstslide

In deze les gaan we:
  • Terugblikken op de vorige les;
  • verder met Cursus 4: Taal, paragraaf 2 (blz. 88-89) ;
  • in gesprek over de begrippen streektaal, dialect en Standaardnederlands.

Slide 3 - Tekstslide

Wie kan kort vertellen waar we het
de vorige les over hebben gehad?

Slide 4 - Tekstslide

Je moedertaal leer je op een natuurlijke manier.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 5 - Quizvraag

Het is onmogelijk om Fries en Nederlands als moedertaal te hebben.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 6 - Quizvraag

Wat?
Cursus 4, paragraaf 2: Taal uit de buurt
Maak opdracht 1 (blz. 88).
Hoe?
In tweetallen, overleg fluisterend.
Hulp
Steek je vinger op als je een vraag hebt.
Tijd
5 minuutjes.

Klaar?
Lees de vragen van opdracht 2, 3 en 4 alvast.
Je kunt hier ook alvast aan beginnen.
Opdracht 1 (blz. 88) 
timer
5:00

Slide 7 - Tekstslide

  • Een streektaal is een taal van een bepaalde streek of een bepaalde plaats, die anders is dan de Standaardtaal (het Nederlands).
  • Denk aan Fries, Vlaams, Limburgs.
Streektaal 
(dialect)

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Video

Het 'Standaardnederlands' is het Nederlands dat als 'correct' taalgebruik wordt gezien. 
Standaardnederlands

Slide 10 - Tekstslide

Wat?
Cursus 2: Taal uit de buurt: 
Maak opdracht 2 (blz. 89).
Hoe?
In tweetallen, overleg fluisterend. Schrijf de antwoorden in je schrift. 
Hulp
Steek je vinger op als je een vraag hebt.
Tijd
10 minuutjes.

Klaar?
Maak een korte samenvatting van deze paragraaf.
Opdracht 2 (blz. 89) 
timer
10:00

Slide 11 - Tekstslide

Wie heeft nog een vraag over wat we vandaag hebben behandeld?

Slide 12 - Tekstslide