C4 Taal §3- C6 Formuleren>§1

Cursus 6 Formuleren § 1 blz. 211 
*Lesdoel: 
Je leert welke lidwoorden je moet gebruiken: de, het of een.

* Vorige les: uitleg jongerentaal
1 / 13
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo b, k, gLeerjaar 2

In deze les zitten 13 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Cursus 6 Formuleren § 1 blz. 211 
*Lesdoel: 
Je leert welke lidwoorden je moet gebruiken: de, het of een.

* Vorige les: uitleg jongerentaal

Slide 1 - Tekstslide

Bespreken en nakijken 
Opdracht 1t/m 3 blz. 91

Zijn er vragen?

Slide 2 - Tekstslide

Welke lidwoorden ken jij?

Slide 3 - Open vraag

Hoe weet jij wanneer je welk lidwoord gebruikt?

Slide 4 - Open vraag

Aantekening
* In het Nederlands bestaan de-woorden en het-woorden.
Meestal weet je wanneer je de of het moet gebruiken bij een woord.

Twijfel je? Zoek het op in een (online)woordenboek

Slide 5 - Tekstslide

Welke woorden zijn de / die woorden?
A
insect
B
paprika
C
toestel
D
parade

Slide 6 - Quizvraag

Dat was een enorme teleurstelling!
Teleurstelling is een...
A
de-woord
B
het-woord

Slide 7 - Quizvraag

Welke woorden zijn 'het' woorden?
A
categorie
B
contrast
C
hond
D
huisdier

Slide 8 - Quizvraag

Welk woord is een 'het' woord?
A
offensief
B
procedure

Slide 9 - Quizvraag

Zijn verkleinwoorden
de-woorden of het-woorden?
Voorbeeld: .......huisje
A
de-woorden
B
het-woorden

Slide 10 - Quizvraag

Zelfstandig werken of instructiegroep 

Huiswerk: 
* Online: Cursus 6 §1>herhaling lj1 bk> opdracht 1 t/m 4

Klaar?
Online> Cursus 1 Meer dan lezen, §3> trainen of oefentoets maken.
timer
1:00

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide

Evaluatie





Wat ging er goed deze les?

Slide 13 - Tekstslide