3 KB C6 F § 1 en 2

Cursus 5, 6 en 7 >  Grammatica, Formuleren en spelling.

Lesdoel: Je herhaal de grammatica en spelling van leerjaar 2

Huiswerk: Controle> Cursus 5 en 6 §1> online


1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo b, k, gLeerjaar 2

In deze les zitten 17 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Cursus 5, 6 en 7 >  Grammatica, Formuleren en spelling.

Lesdoel: Je herhaal de grammatica en spelling van leerjaar 2

Huiswerk: Controle> Cursus 5 en 6 §1> online


Slide 1 - Tekstslide

Woordsoorten

Slide 2 - Tekstslide

Oefenen woordsoorten:
Wat zijn lidwoorden?
A
mooie, lieve, rare
B
lamp, fiets, plant
C
op, achter, naast
D
de, het, een

Slide 3 - Quizvraag

Wat is geen woordsoort?
A
Voorzetsel
B
Zelfstandig naamwoord
C
Lidwoord
D
Persoonsvorm

Slide 4 - Quizvraag

Benoem de woordsoort:

De
A
Lidwoord
B
Werkwoord
C
Voorzetsel
D
Zelfstandig naamwoord

Slide 5 - Quizvraag

Welke woordsoort is onderstreept?
De makkelijkste woordsoort vind ik het lidwoord.
_________________
A
werkwoord
B
zelfstandig naamwoord
C
bijvoeglijk naamwoord
D
lidwoord

Slide 6 - Quizvraag

Wat is geen woordsoort?
A
Voorzetsel
B
Lijdend voorwerp
C
Werkwoord
D
Lidwoord

Slide 7 - Quizvraag

Wat voor woordsoort is 'zwemmen'?
A
Werkwoord
B
Zelfstandig naamwoord
C
Lidwoord
D
Bijvoeglijk naamwoord

Slide 8 - Quizvraag

Wat voor woordsoort is 'fiets'?
A
Lidwoord
B
Bijvoeglijk naamwoord
C
Werkwoord
D
Zelfstandig naamwoord

Slide 9 - Quizvraag

Wat voor woordsoort is het woord 'Brabant'?
A
lidwoord
B
werkwoord
C
bijvoeglijk naamwoord
D
zelfstandig naamwoord

Slide 10 - Quizvraag

Wat is 'mooie' voor woordsoort?
A
bijvoeglijk naamwoord
B
zelfstandig naamwoord
C
lidwoord
D
werkwoord

Slide 11 - Quizvraag

Wat voor woordsoort is 'sneeuwen'?
A
zn
B
ww
C
lw

Slide 12 - Quizvraag

Wat voor woordsoort is 'metalen'?
A
Lidwoord
B
Zelfstandig naamwoord
C
Bijvoeglijk naamwoord
D
Stoffelijk bijvoeglijk naamwoord

Slide 13 - Quizvraag

Woordsoorten: Sinterklaas is een ...
A
werkwoord
B
lidwoord
C
bijvoeglijk naamwoord
D
zelfstandig naamwoord

Slide 14 - Quizvraag

Cursus 6 Formuleren §2 blz.184
Bijvoeglijke naamwoorden hebben drie trappen van vergelijking:
• de stellende trap: hard; snel;
• de vergrotende trap, die eindigt op -er: harder; sneller;
• de overtreffende trap, die eindigt op -st(e): hardst(e); snelst(e).


Slide 15 - Tekstslide

Zelfstandig werken of instructiegroep 

*Huiswerk>  Cursus 6 § 2>online of in je werkboek
Cursus 7 § 1> online (herhaling lj 2)

* LOB> opdracht> zakelijke e-mail
* Schrijfdossier> opdracht zakelijke e-mail

timer
1:00

Slide 16 - Tekstslide

Evaluatie





Wat ging er goed deze les?

Slide 17 - Tekstslide