Herhaling paragraaf 1 tot en met 4 Ordening

Herhaling Thema 3 Ordening
1 / 42
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

In deze les zitten 42 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Herhaling Thema 3 Ordening

Slide 1 - Tekstslide

Paragraaf 1 
Steeds kleinere groepen

Slide 2 - Tekstslide

Eukaryoten zijn 1 van de 2 hoofdgroepen. Wat zijn eukaryoten?
A
Cellen met een celwand
B
Cellen zonder celwand
C
Cellen met een celkern
D
Cellen zonder celkern

Slide 3 - Quizvraag

De eukaryoten en prokaryoten worden onderverdeeld in rijken. Welke rijken ken je?

Slide 4 - Woordweb

De 7 rijken

Slide 5 - Tekstslide

In welke 3 rijken bestaan ALLE organismen uit één cel?
A
Schimmels, dieren, protozoa
B
Planten, dieren, protozoa
C
Bacteriën, archaea, protozoa
D
Bacteriën, archaea, chromista

Slide 6 - Quizvraag

Alle eukaryoten zijn één cellig. 
Protozoa zijn altijd ééncellig
Chromista, planten en schimmels zijn één OF meercellig.

Slide 7 - Tekstslide

Rijken zijn onder te verdelen in steeds kleinere groepen. Welke groepen zijn dit? Denk aan het ezelsbruggetje ;)

Slide 8 - Woordweb

Slide 9 - Tekstslide

Roofdieren vormen een orde. Waarin worden roofdieren verder opgedeeld?
A
Rijken
B
Families
C
Klassen
D
Stammen

Slide 10 - Quizvraag

Slide 11 - Tekstslide


Wat voor soort cel is dit?
A
Plantencel
B
Schimmel cel
C
Bacterie
D
Protozoa

Slide 12 - Quizvraag

Paragraaf 2 
Soorten en rassen

Slide 13 - Tekstslide

Behoren een teckel en een labrador tot dezelfde soort?
A
Ja
B
Nee

Slide 14 - Quizvraag

Sakura en Sungold zijn twee tomatenrassen. Als je deze tomatenrassen met elkaar kruist, kun je de tomaten dan weer verder voortplanten met de zaden van de plant?
A
Ja, want ze behoren tot dezelfde soort
B
Nee, je kan tomaten niet kruisen
C
Nee, want verschillende rassen kunnen niet kruisen
D
Nee, je kan de plant niet verder voortplanten

Slide 15 - Quizvraag


Waarom kunnen tomatenrassen wel vruchtbare nakomelingen krijgen en een leeuw en een tijger niet?
A
Omdat tomaten planten zijn en een leeuw en tijger dieren
B
Omdat de voortplantingscyclus van de tomaat anders is
C
Omdat het DNA van de tijger en de leeuw te verschillend zijn

Slide 16 - Quizvraag

In een groep kikkers van dezelfde soort zijn er kleine verschillen tussen de kikkers: lichter of donkerder gekleurd, groter of kleiner gebouwd, met veel of weinig vlekken.
Wat is het begrip voor deze verschillen?
A
Selectie
B
Evolutie
C
Variatie
D
Verwantschap

Slide 17 - Quizvraag

Paragraaf 3
Dieren

Slide 18 - Tekstslide

Zijn wij symmetrisch? En zo ja, welke vorm van symmetrie?
A
Ja, tweezijdig symmetrisch
B
Ja, veelzijdig symmetrisch
C
Ja, eenzijdig symmetrisch
D
Nee

Slide 19 - Quizvraag

Slide 20 - Tekstslide

Heeft een slak een inwendig of uitwendig skelet?
A
Inwendig
B
Uitwendig

Slide 21 - Quizvraag

Slide 22 - Tekstslide

Het dierenrijk kent 6 stammen. De sponsdieren, neteldieren, weekdieren, stekelhuidigen, geleedpotigen en de gewervelden. Waar behoort een krab toe?
A
Weekdieren
B
Neteldieren
C
Gewervelden
D
Geleedpotigen

Slide 23 - Quizvraag

Slide 24 - Tekstslide

Paragraaf 4 
Planten

Slide 25 - Tekstslide

Wat zijn vaatplanten?
A
Planten die in het water groeien
B
Planten met dunne bladeren
C
Planten met een vaatstelsel
D
Planten zonder vaatstelsel

Slide 26 - Quizvraag

Slide 27 - Tekstslide

Vaatplanten zijn op te delen in 2 types. Welke 2 types zijn dit?
A
Groene planten en niet groene planten
B
Zadenplanten en sporenplanten
C
Bomen en struiken
D
Eenjarige planten en meerjarige planten

Slide 28 - Quizvraag


Is dit een zaadplant of een sporenplant?
A
Zaadplant
B
Sporenplant

Slide 29 - Quizvraag

Wat hebben wieren niet?
A
Wortels
B
Vaten
C
Stengel

Slide 30 - Quizvraag

Slide 31 - Tekstslide

Paragraaf 5 
Schimmels 

Slide 32 - Tekstslide

Een schimmel is
A
Ééncellig
B
Meercellig
C
Kan allebei

Slide 33 - Quizvraag

Slide 34 - Tekstslide

Noem voor en nadelen van schimmels

Slide 35 - Woordweb

Wat is een paddenstoel?
A
Het huis van een kabouter
B
Het skelet van een schimmel
C
Een sporen producerend orgaan van een schimmel

Slide 36 - Quizvraag

Paragraaf 6
Bacteriën

Slide 37 - Tekstslide

Een bacterie is
A
Ééncellig
B
Meercellig
C
Kan allebei

Slide 38 - Quizvraag

Slide 39 - Tekstslide

Hoe planten bacteriën zich voort?
A
Sporen
B
Celdeling

Slide 40 - Quizvraag

Slide 41 - Tekstslide

Wat is het begrip voor het gebruik van organismen (schimmels en bacteriën) om producten te maken?
A
Fotosynthese
B
Evolutie
C
Microbiologie
D
Biotechnologie

Slide 42 - Quizvraag