Le féminin et le pluriel de l'adjectif

Le féminin et le pluriel de l'adjectif
1 / 60
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolmavoLeerjaar 1

In deze les zitten 60 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Le féminin et le pluriel de l'adjectif

Slide 1 - Tekstslide

Wat betekent féminin?

Slide 2 - Open vraag

Wat betekent pluriel?

Slide 3 - Open vraag

Quel est l'adjectif dans la phrase?

Rune est heureux aujourd'hui.
Rune is gelukkig vandaag.
A
Rune
B
est
C
heureux
D
aujourd'hui

Slide 4 - Quizvraag

L'adjectif (het bijvoeglijk naamwoord)
> geeft informatie over een zelfstandig naamwoord
> eigenschap, toestand, kenmerk, kleur ...

Rune est heureux aujourd'hui. Rune is gelukkig vandaag.

Rune est comment aujourd'hui? Hoe is Rune vandaag?
Il est heureux. Hij is gelukkig. (toestand)

Slide 5 - Tekstslide

L'adjectif (het bijvoeglijk naamwoord)
Komt overeen in geslacht (mannelijk of vrouwelijk) en in getal (enkelvoud of meervoud) met het zelfstandig naamwoord

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Wat is volgens jou het bijvoeglijk naamwoord in deze zin:
"De mooie kast"
A
De
B
Mooie
C
Kast
D
Staat er niet in

Slide 10 - Quizvraag

Waar zegt het bijvoeglijk naamwoord iets over?
A
Een werkwoord
B
Een voorzetsel
C
Een lidwoord
D
Een zelfstandig naamwoord

Slide 11 - Quizvraag

Wat is volgens jou het bijvoeglijk naamwoord in deze zin:
"Il a les cheveux blonds"
A
Les
B
Cheveux
C
Blonds
D
staat er niet in

Slide 12 - Quizvraag

L'adjectif au féminin
(het vrouwelijk bijvoeglijk naamwoord)

Slide 13 - Tekstslide

L'adjectif au féminin
Standaardregel

Slide 14 - Tekstslide

L'adjectif au féminin
Extra regels om te volgen

Slide 15 - Tekstslide

Tekst
Tekst
masculin + -e
e = e
f --> ve
on --> onne 
eau --> elle
er > ère
x --> se
un beau prof et une belle prof
un garçon sérieux et une fille sérieuse
le dernier jour et la dernière semaine
un petit frère et une petite soeur
un homme faible et une femme faible
un bon film et une bonne vidéo
un ami sportif et une amie sportive

Slide 16 - Sleepvraag

L'adjectif au féminin
(het vrouwelijk bijvoeglijk naamwoord)
  • masculin + -e:  un petit frère et une petite soeur
  • -e = -e: un homme faible et une femme faible
  • -f = -ve: un ami sportif et une amie sportive
  • -on > -onne: un bon film et une bonne vidéo
  • -eau > -elle: un beau prof et une belle prof
  • -er > -ère: le dernier jour et la dernière semaine
  • -x > -se: un garçon sérieux et une fille sérieuse

Slide 17 - Tekstslide

Enkele uitzonderingen
 --> vanbuiten leren!

Slide 18 - Tekstslide

Complète par le bon adjectif.

J'ai un pull blanc et une jupe ... (blanc).

Slide 19 - Open vraag

Complète par le bon adjectif.

Il a un vieux grand-père et une ... (vieux) grand-mère.

Slide 20 - Open vraag

Complète par le bon adjectif.

Elle a un nouveau café et il a une ... (nouveau) cuisine.

Slide 21 - Open vraag

Kies de juiste vorm:
Il est (groot)
A
grande
B
grand
C
grandes
D
grands

Slide 22 - Quizvraag

Kies de juiste vorm:
La ceinture est (blauw)
A
bleu
B
bleus
C
bleue
D
bleues

Slide 23 - Quizvraag

De poes is grijs
La chatte est .........
A
grise
B
gris
C
grisse
D
grises

Slide 24 - Quizvraag

Kies de juiste vorm:
Marianne est (verdrietig)
A
tristee
B
tristes
C
tristees
D
triste

Slide 25 - Quizvraag

Kies de juiste vorm:
L'actrice est (mooi)
A
beaux
B
belles
C
belle
D
beau

Slide 26 - Quizvraag

Kies de juiste vorm:
Mon grand-père est (oud)
A
vieux
B
vieille
C
vieilles
D
vieu

Slide 27 - Quizvraag

Een dikke hond
Un ............ chien
A
grosse
B
grosses
C
groses
D
gros

Slide 28 - Quizvraag

Een grote auto
Une ........ voiture
A
grande
B
grand
C
grandes
D
grands

Slide 29 - Quizvraag

(bon) Quelle ... idée!

Slide 30 - Open vraag

(court) Cette route est plus ...

Slide 31 - Open vraag

(petit) Fleur cherche un ... livre.

Slide 32 - Open vraag

(premier) Vous prenez la ... rue à gauche.

Slide 33 - Open vraag

Le pluriel de l'adjectif
(het meervoud van het bijvoeglijk naamwoord)

Slide 34 - Tekstslide

Le pluriel
Standaardregel

Slide 35 - Tekstslide

Le pluriel
Extra regels

Slide 36 - Tekstslide

Tekst
Tekst
singulier + -s
-s = -s
-x > -x
-eau --> eaux 
-al --> -aux
un magasin principal --> des magasins principaux
Un costume classique --> des costumes classiques 
un magasin français --> des magasins français
un beau magasin --> de beaux magasins
un style sérieux --> des styles sérieux

Slide 37 - Sleepvraag

pluriel: un garçon

Slide 38 - Open vraag

pluriel: une fille

Slide 39 - Open vraag

pluriel: un mois

Slide 40 - Open vraag

pluriel: un prix

Slide 41 - Open vraag

(beau) On prend les plus ... chemins.

Slide 42 - Open vraag

pluriel: un gâteau

Slide 43 - Open vraag

(sportif) Ce sont des femmes ...

Slide 44 - Open vraag

pluriel: un journal

Slide 45 - Open vraag

(original) Wout cherche des cadeaux ...

Slide 46 - Open vraag

Kies de juiste vorm:
Les voitures sont (groen)
A
vertes
B
verte
C
vert
D
verts

Slide 47 - Quizvraag

Kies de juiste vorm:
Les chats sont (rood)
A
rouge
B
rouges
C
rougee
D
rougees

Slide 48 - Quizvraag

Kies de juiste vorm:
Olivier et Marc sont (frans)
A
français
B
française
C
françaiss
D
françaises

Slide 49 - Quizvraag

Kies de juiste vorm:
Les sacs sont (nieuw)
A
nouveau
B
nouvelles
C
nouvelle
D
nouveaux

Slide 50 - Quizvraag

De criminelen zijn gevaarlijk
Les criminels sont ...........
A
dangereuses
B
dangereuse
C
dangereux
D
dangereuxes

Slide 51 - Quizvraag

Le E314 est une route
A
dangereux
B
dangereuse

Slide 52 - Quizvraag

Je ne connais pas la dame ..., et toi?
A
blond
B
blonde

Slide 53 - Quizvraag

Le bus ... va où?
A
blanc
B
blanche

Slide 54 - Quizvraag

C'est un groupe ...
A
français
B
française

Slide 55 - Quizvraag

Sa ... nouveau voiture est une hybride.
A
nouveau
B
nouvelle

Slide 56 - Quizvraag

(vriendelijk) Cette vendeuse n'est pas ...

Slide 57 - Open vraag

(origineel) Merci pour vos cadeaux ... !

Slide 58 - Open vraag

(gevaarlijk) Ce sont des idées ... !

Slide 59 - Open vraag

(dik) Mon oncle est trop ...

Slide 60 - Open vraag