Afsluiting H7 + H8

Welkom 
Economen! 
1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolmavoLeerjaar 4

In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Welkom 
Economen! 

Slide 1 - Tekstslide

Programma
  • Kraak de code van de kluis (oefenen rekenwerk)
  • Oefentoets/ quiz LessonUp
Afsluiting:
  • Quizlet voor het oefenen van begrippen

Slide 2 - Tekstslide

Wat is de code van de kluis?
timer
15:00

Slide 3 - Open vraag

Een ander woord voor
doorvoerhandel is ...
A
wederinvoer
B
invoer
C
wederuitvoer
D
uitvoer

Slide 4 - Quizvraag

Wat is het percentage van ons nationaal inkomen dat we verdienen met export?
A
Importquote
B
Open economie
C
Contigentering
D
Exportquote

Slide 5 - Quizvraag

Een land dat veel in- en uitvoert in verhouding tot het nationaal inkomen, noem je ook wel...
A
Gesloten economie
B
Open economie

Slide 6 - Quizvraag

Voor de handel zijn alle binnengrenzen tussen de lidstaten tussen de EU vervallen. Hierdoor is vrij verkeer mogelijk. Van wat is vrij verkeer mogelijk?

Slide 7 - Open vraag

Om gelijkwaardige concurrentie mogelijk te maken, probeert de Europese Commissie de regels gelijk te trekken. Hoe noem je dit?
A
Gelijk trekken
B
Levelen
C
Harmonisatie

Slide 8 - Quizvraag

Wat zijn de 3 belangrijkste taken van De Europese Centrale Bank?

Slide 9 - Open vraag

De Europese Unie treft verschillende maatregelen om hun bedrijven te beschermen. Noem 2 van die maatregelen.

Slide 10 - Open vraag

De volgende zinnen gaan over globalisering. Welke is juist?
A
Door globalisering wordt de handel met het buitenland steeds lastiger.
B
Internet heeft het proces van globalisering versneld.
C
Nu we te maken hebben met globalisering wordt de hele wereld een vrijhandelszone.
D
Steeds minder producten of ingrediënten komen uit het buitenland.

Slide 11 - Quizvraag

Wat is een sterke internationale concurrentiepositie?

Slide 12 - Open vraag

Om de welvaart tussen de landen te vergelijken is het kijken naar het inkomen per hoofd van de bevolking niet genoeg. Waar moet er nog meer naar gekeken worden om de welvaart te kunnen vergelijk? Noem er 3.

Slide 13 - Open vraag

Noem 5 van de 8 kenmerken van een ontwikkelingsland?

Slide 14 - Open vraag

De afhankelijkheid van 1 of enkele producten noem je:
A
monoproductie
B
productafhankelijkheid
C
enkelcultuur
D
monocultuur

Slide 15 - Quizvraag


Wat is de ruilvoet?
A
een verslechtering of verbetering van de handel
B
de verhouding tussen de export- en de importprijs
C
een toename of afname van de buffervoorraad
D
de verhouding tussen landbouw en industrie

Slide 16 - Quizvraag

Wat is geen oorzaak van onderontwikkeling?
A
Weinig scholing
B
Corrupte regering
C
slechte infrastructuur
D
Teveel uitgaven.

Slide 17 - Quizvraag

Waarom heeft de Wereldbank een
belangrijke taak?

Slide 18 - Open vraag

Wat is het doel van een microkrediet?

Slide 19 - Open vraag

Wat doet het WTO?
A
Deze organisatie streeft er naar om vrijhandel in de wereld te bevorderen.
B
Deze organisatie geeft leningen aan ontwikkelingslanden.
C
Deze organisatie streeft er naar dat bedrijven uit ontwikkelingslanden een eerlijke prijs krijgen voor hun producten.
D
Deze organisatie helpt ontwikkelingslanden als er een ramp heeft plaatsgevonden.

Slide 20 - Quizvraag

Wat is het doel van een grondstoffenovereenkomst?

Slide 21 - Open vraag

Hulp die het ene land rechtstreeks geeft aan een ontwikkelingsland, noem je ook wel?
A
Gebonden hulp
B
Bilaterale hulp
C
Noodhulp
D
Structurele hulp

Slide 22 - Quizvraag

De Nederlandse regering steunde de arme landen in 2016 met € 4,1 miljard aan ontwikkelingshulp. De totale nationale inkomen in Nederland was in dat jaar € 677 miljard.
Bereken hoeveel procent van het nationale inkomen de regering in 2016 uitgaf aan ontwikkelingshulp. Geef de berekening, rond af op één decimaal.

Slide 23 - Open vraag

Wat doet de organisatie Fairtrade?

Slide 24 - Open vraag

Zelfstandig aan het werk:
  • Oefenen met toepasvragen/ oude examenopdrachten.
  • Leren samenvatting en begrippen.
  • Kijken filmpjes meneer Katerbarg.
  • Samenvatting maken.
  • Iets anders namelijk: ................................................................
timer
25:00

Slide 25 - Tekstslide

Slide 26 - Link