In deze les zitten 35 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.
Onderdelen in deze les
Beeldspraak en stijlfiguren
Slide 1 - Tekstslide
Slide 2 - Video
Wat is het (beoogde) effect van beeldspraak?
Slide 3 - Open vraag
Vandaag:
Paragraaf 111 Stijlleer
Theorie stijlfiguren en beeldspraak in literatuur
Slide 4 - Tekstslide
Wat houdt stijl in?
• Korte of lange zinnen;
• Veel of weinig bijvoeglijke naamwoorden;
• Moeilijke of makkelijke woorden;
• Moderne of ouderwetse woorden;
• Veel of weinig (levendige) dialogen;
• Wel of geen opvallende stijlfiguren (herhalingen, tegenstellingen, overdrijvingen) of beeldspraak (vergelijkingen, metaforen, personificaties);
• Veel of weinig (ruimte)beschrijvingen.
Slide 5 - Tekstslide
Stijlleer
Ook wel stilistiek
Slide 6 - Tekstslide
Stijlleer
Taal als gereedschap om de inhoud zo verrassend mogelijk over te brengen
Eerder bij poëzie dan bij proza
Twee groepen:
stijlfiguren
beeldspraak
Slide 7 - Tekstslide
Stijlfiguren
Herhaling = een woord of woordgroep wordt (vrijwel) ongewijzigd herhaald.
pleonasme = een vanzelfsprekende eigenschap van een begrip wordt nog eens extra (meestal overbodig) genoemd.
tautologie = eenzelfde begrip wordt meerdere malen met synoniemen uitgedrukt.
Antithese = Tegenstelling
Eufemisme = Verzachtende uitdrukking
Hyperbool = Overdrijving
Paradox= Schijnbare tegenstelling.
Retorische vraag = Mededeling in vorm van vraag
Woordspeling= Woord of uitdrukking in twee betekenissen gebruiken.
Slide 8 - Tekstslide
Voorbeelden
Herhaling:
Altijd november, altijd regen.
Altijd dit lege hart, altijd.
(J.C. Bloem)
Pleonasme:
De gele zonnebloemen maken de kamer veel gezelliger.
In deze witte sneeuw heb ik een zonnebril nodig.
De grijze mist maakt de straat nog troostelozer.
Slide 9 - Tekstslide
Voorbeelden
Tautologie:
Zult gij begrijpen kunnen, verstaan,
zal voor U op kunnen gaan
een groot aanschouwe, een inzien ....
Hyperbool:
Mijn hart was toegevroren,
Mijn tranen vloeiden niet meer.
Toen trof mij haar gloeiende blikstraal,
En de wateren ruischten weer.
(Piet Paaltjens)
Slide 10 - Tekstslide
Voorbeelden
Antithese:
Jong geleerd, oud gedaan
Eufemisme :
Amy Winehouse is niet meer onder ons.
Paradox
Men behoeft niet te stelen om een dief te zijn. – Jasn Greshoff
Slide 11 - Tekstslide
Voorbeelden
Retorische vraag
En niet te vergeten/ (hoe ooit te vergeten?)/de honger – Riekus EWakowsky
Woordspeling
Hier ligt Gijs van Amerongen,/in de grond geen kwade jongen,
C. Buddingh
Slide 12 - Tekstslide
Beeldspraak
Schrijvers spreken vaak met beelden. Ze gebruiken woorden en zinnen die niet letterlijk bedoeld zijn maar figuurlijk.
Je moet zelf herkennen wat de schrijver écht bedoelt. Daarvoor moet je ontdekken wat letterlijk bedoeld wordt (object) met het figuurlijke woord (beeld).
Zo kan je zeggen 'jouw kamer is een rotzooi', maar het beeld 'zwijnenstal' is waarschijnlijk krachtiger.
Slide 13 - Tekstslide
Beeldspraak
Beeldspraak is dus figuurlijk taalgebruik.
Twee typen:
Vergelijking = beeld en aanduiding staan naast elkaar.
--> wordt verbonden met als/is/van
Metafoor= datgene dat bedoeld wordt, is vervangen door een beeld.
Slide 14 - Tekstslide
De vergelijking
Die man gedraagt zich echt als een beest!
De jongens leken net een een kudde dieren.
Die manis echt een beest!
Jouw kamerlijkt wel een vuilnisbuilt
Slide 15 - Tekstslide
Slide 16 - Tekstslide
Slide 17 - Tekstslide
Metafoor
metafoor = alleen beeld aanwezig, het object ontbreekt. De lezer moet op basis van de context bepalen wat het object is.
Aan de voet van de berg stond ze te wachten.
beeld = aan de voet
object = aan de onderkant
Voet en aan de onderkant hebben iets gemeenschappelijks (gelijkenis)!
Slide 18 - Tekstslide
Metafoor
Twee bijzondere soorten:
Personificatie: een levenloze zaken krijgen menselijke eigenschappen toegeschreven.
De geur van het koren dat buiten speelt met de wind. – Guillaume van der Graft
Synthesie: indrukken van twee verschillende zintuigen worden gecombineerd.
Hij lachte rood en …. – Marnix Gijsen
Slide 19 - Tekstslide
Slide 20 - Tekstslide
Slide 21 - Tekstslide
Cliché
Soms worden uitdrukkingen of gezegdes zo vaak gebruikt, dat het afgezaagd is geworden. Dan is het een cliché. Dichters proberen zo min mogelijk clichés te gebruiken, maar juist origineel te zijn.
Voorbeelden:
schitteren door afwezigheid
als paddenstoelen uit de grond schieten
op zoek zijn naar een nieuwe uitdaging
Slide 22 - Tekstslide
Deze wijk heeft te maken met probleemjongeren.
A
paradox
B
eufemisme
C
hyperbool
D
antithese
Slide 23 - Quizvraag
Wat is geen cliché?
A
Als een kip zonder kop
B
Als warme broodjes over de toonbank gaan
C
De aap komt uit de mouw
D
De aap komt uit het water
Slide 24 - Quizvraag
Beeldspraak is altijd figuurlijk.
A
WAAR
B
NIET WAAR
Slide 25 - Quizvraag
'Zij is net een nachtegaal.' Welke vorm van beeldspraak is dit?
A
vergelijking
B
personificatie
C
metafoor
D
-
Slide 26 - Quizvraag
'De wind huilt door de bomen.' Welke vorm van beeldspraak is dit?
A
metafoor
B
personificatie
C
vergelijking
D
-
Slide 27 - Quizvraag
In de zin "Zij is een koele kikker" is gebruik gemaakt van beeldspraak.
A
WAAR
B
NIET WAAR
Slide 28 - Quizvraag
‘Dat had je nou niet hoeven doen’. (verjaardag)
A
eufemisme
B
hyperbool
C
ironie
D
cliché
Slide 29 - Quizvraag
Welke vorm van beeldspraak? 'Mijn ouderlijk huis is nog steeds een veilige haven voor mij.'
A
personificatie
B
vergelijking
C
metafoor
D
-
Slide 30 - Quizvraag
Welke vormen van beeldspraak herken je?
Welke vormen van beeldspraak herken je in het volgende lied?
goed luisteren:-)
Slide 31 - Tekstslide
Slide 32 - Video
Pastorale - Liesbeth List en Ramses Shaffy
Noteer in je eigen woorden waar het lied over gaat.
Leg uit waarom je dat denkt.
Is er sprake van beeldspraak?
Weer goed luisteren!
Slide 33 - Tekstslide
Slide 34 - Video
Opdracht
Zoek een Nederlandstalig lied waar beeldspraak en/of stijlfiguren in voorkomen.