Via Vooraf thema 1 Familie&vrienden H2 herhalen

Hoe zit je erbij?
1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsPraktijkonderwijsLeerjaar 1

In deze les zitten 17 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 120 min

Onderdelen in deze les

Hoe zit je erbij?

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Nederlands
Thema 1 hoofdstuk 2 Verdieping

Spelling en grammatica:
zinsdelen

Slide 2 - Tekstslide

Over deze les doe je waarschijnlijk langer dan 1 lesuur. Leerlingen vinden dit een lastig onderwerp. Het zou best kunnen dat je over dit onderwerp 3 lessen doet (inclusief studiemeter)
Verwachtingen
- We hangen onze jassen + petten aan de kapstok of stoppen ze in onze kluis
- We nemen de juiste spullen mee naar de les
- We blijven van elkaars spullen af
- We spreken Nederlands met elkaar
- Onze telefoon gaat in de bak bij de leerkracht en wordt gebruikt wanneer nodig voor de les
- We gaan respectvol met elkaar om, zowel met leerlingen als docenten

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Doel
Aan het einde van deze les:

Weet jij wat een zinsdeel is.

Kun je een zin in zinsdelen delen.

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Terug naar het voorbeeld
Mijn moeder is volgende week jarig.
Is mijn moeder volgende week jarig.
Volgende week is mijn moeder jarig.

de stukjes "mijn moeder" en "volgende week" staan altijd naast elkaar. Dat noemen we een zinsdeel. Ook als je de zin anders maakt, blijven deze stukjes naast elkaar staan.

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Zinsdelen maken

Zinsdelen geven we aan met een          /            tussen de stukjes.

Daarna doen we het voor en oefenen we samen.

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Meester Bart geeft vandaag Nederlands
1. Geeft meester Bart vandaag Nederlands? --> 
geeft is het werkwoord en is dus een zinsdeel.
2. is er een wie? --> Meester Bart --> ook een zinsdeel.
3. Is er een wat? --> Nederlands --> ook een zinsdeel.
4. is er een waar? --> nee
5. Is er een wanneer? --> vandaag --> ook een zinsdeel
Meester Bart / geeft / vandaag / Nederlands.

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Zaterdag zwemt Jan in de zee.
1. Zoek het werkwoord door de zin vragend te maken. het werkwoord komt vooraan te staan en is dus een zinsdeel.

2. Wie? --> een persoon
3. Wat? --> vastpakken of doen.
3. Waar? --> plek of plaats. Waar je bent.
4. Wanneer? --> een tijd (bijvoorbeeld dag, week, maand).

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Zaterdag / zwemt / Jan/ in de zee

Tip: woorden als in, de, van, het horen altijd ergens bij. 

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Samen oefenen
Je ziet zinnen. Deze verdeel je in zinsdelen door een      /      tussen de stukjes te zetten.
Typ de zin over met de         /               op de goede plek 

 

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Ik heb de uitnodiging opgestuurd.

Slide 11 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Ik sport elke week met een vriend.

Slide 12 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Wij kunnen volgende week afspreken.

Slide 13 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

De jongen voetbalt op het veldje.

Slide 14 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

 www.Studiemeter.nl
Log in met je naam en wachtwoord
1. klik op Nederlands 
2. klik op via start taal online
3. klik op via-vooraf op weg naar 1F
4. klik op thema 1 spelling en grammatica. Zinnen-hoofdletters/leestekens

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

lesdoel behaald
Heb je het begrepen? 
Zie je dit terug in studiemeter?
Zijn er nog vragen?

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies