Fictie les 1 periode 1

Welkom!
Jas aan de kapstok
Telefoon in de koffer.
Op tafel: Laptop (dicht) Lesboek, leesboek, etui
timer
5:00
1 / 25
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 1

In deze les zitten 25 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Welkom!
Jas aan de kapstok
Telefoon in de koffer.
Op tafel: Laptop (dicht) Lesboek, leesboek, etui
timer
5:00

Slide 1 - Tekstslide

Vandaag:
  • samen lezen
  • praten over het boek
  • uitleg fictie
  • zelfstandig werken
  • evaluatie

Slide 2 - Tekstslide

Aan het eind van de les weet je wat fictie is en 
ken je het vershil tussen realistische en 
fantasieverhalen.

Slide 3 - Tekstslide

afspelen vanaf 0:17

Slide 4 - Tekstslide

Samen lezen. 
timer
8:00
Lesboek, bladzijde 60 en 61

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Fictiedossier leerjaar 1
Jullie gaan in de lessen fictie aan de slag met het maken van jullie 'fictiedossier'. Dit doe je door alle onderdelen van fictie uit de methode Nieuw Nederlands te maken. 1 x per twee of drie weken, krijgen jullie de tijd om hieraan te werken. Ik kijk per periode hoe jullie het gedaan hebben en zal af en toe formatief toetsen. In periode 4 moet alles af zijn en gaan jullie een presentatie geven. Dan krijgen jullie het cijfer voor je fictiedossier.  Je maakt alle opdrachten in een WORD document!

Slide 7 - Tekstslide

Hoe ziet je dossier eruit?
Je start met een voorblad (voorkant) met daarop de titel (fictiedossier), het vak waar je het voor maakt, een afbeelding, jouw naam, jouw klas en de naam van je docent. 
Dan volgt een inhoudsopgave.
Hierna begin je met het schrijven van paragraaf 1 en beantwoord je de vragen. Schrijf telkens het nummer van de opdracht erbij.
Een voorbeeld: 

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Schrijf op: wat is volgens jou "Fictie"?

Slide 11 - Open vraag

En wat is volgens jou "non-fictie"?

Slide 12 - Open vraag

Intructie
 Fictie. 
Dat zijn verhalen die de schrijver heeft verzonnen. Het doel van fictie is amuseren: de schrijver wil dat jij zijn verhaal met plezier leest, bijvoorbeeld omdat je het spannend, zielig of aangrijpend vindt. Daardoor kun je bijvoorbeeld even helemaal wegdromen bij een verhaal, aan het denken worden gezet of je voorstellen hoe het is om iemand anders te zijn.

Slide 13 - Tekstslide

Instructie
Non-fictie
Dat zijn teksten waarin de schrijver je bijvoorbeeld informatie geeft over een bepaald onderwerp, je wil overtuigen van zijn mening of je wil uitleggen hoe je iets moet doen.
Als je in een verhaal leest over dingen die in het echt helemaal niet kunnen gebeuren, heb je te maken met een fantasieverhaal. Denk bijvoorbeeld aan Harry Potter.
 In de meeste verhalen gebeuren dingen die heel goed ook in het echt zouden kunnen gebeuren. Die verhalen noem je realistisch.

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Link

Het verhaal van Lampje is
A
Fictie
B
non-fictie

Slide 16 - Quizvraag

Hoi Stefan,
Wat ik tegen je wil (zeggen) schrijven: BEL MIJ.
Ik geloof er niks van dat je mij niet wil spreken.
Zo ben jij niet.

Wat als je broer plotseling verdwijnt? Joeri overkomt het. Hij verhuist met zijn ouders en in het nieuwe huis is zelfs geen kamer voor Stefan. Joeri mist zijn broer verschrikkelijk. Hij weet niet eens waar zijn broer is en niemand wil het zeggen. Daarom schrijft hij brieven.
Als Joeri een schokkende ontdekking doet, wil hij stoppen met broerzijn. Maar kan dat?

Slide 17 - Tekstslide

Deze tekst roept veel vragen op, bijvoorbeeld: Waar is Stefan? Noteer twee andere vragen die tekst 1 bij je oproept.

Slide 18 - Open vraag

Zelfstandig werken (ZW)
Jullie gaan naar SomToday, je kiest het vak Nederlands en je klikt daar op het boek Nieuw Nederlands, of je werkt vanuit jouw lesboek. Jullie mogen overleggen, zolang het zachtjes gebeurt. 

Je gaat naar cursus 3 'Fictie' paragraaf 1 "fictie en non-fictie
blz 60 in je lesboek.

Slide 19 - Tekstslide

Evaluatie - vragen in LessonUp

Slide 20 - Tekstslide

Non-fictie boeken zijn bijvoorbeeld de boeken van Harry Potter
A
waar
B
niet waar

Slide 21 - Quizvraag

Het doel van Fictie is amuseren.
A
waar
B
niet waar

Slide 22 - Quizvraag

Hoe noem je verhalen met gebeurtenissen die in het echt ook zouden kunnen gebeuren?

Slide 23 - Open vraag

Ik weet wat fictie is en ik ken het verschil tussen realistische en fantasieverhalen.
A
ja
B
nee

Slide 24 - Quizvraag

TOT VRIJDAG!

Slide 25 - Tekstslide