20240215 Mask BASHAVO leerjaar 1 plu-sam 4.1-4.2

BASHAVO
Maatschappijleer
Drs. David Lindenaar

Docent burgerschap en maatschappijleer & - kunde bij de afdelingen:
Zorg, Vavo en Educatie

david.lindenaar@vonknh.nl

1 / 46
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 46 slides, met tekstslides.

Onderdelen in deze les

BASHAVO
Maatschappijleer
Drs. David Lindenaar

Docent burgerschap en maatschappijleer & - kunde bij de afdelingen:
Zorg, Vavo en Educatie

david.lindenaar@vonknh.nl

Slide 1 - Tekstslide

Maatschappijleer

Slide 2 - Tekstslide

AFSPRAKEN 
1. Kom op tijd.

2. Neem altijd jouw spullen mee. Je neemt elke les een opgeladen laptop, boek en pen mee.

3. Telefoon in de tas, dopjes uit, smartwatch verbinding uit.

4. Jas uit, tas van tafel en niet eten in de les.

5. Ben je er een les niet? Maak het huiswerk dan thuis. Gebruik de e-mail die ik elke les verstuur.

6. Sla geen vragen over en antwoord altijd met uitleg.

Slide 3 - Tekstslide

timer
20:00

Slide 4 - Tekstslide

Planning havo
15-02: 4.1 Wat is een pluriforme samenleving? EN 4.2 Worden wie je bent 

29-02: 4.3 Hokjesdenken EN 4.4 Migratie naar Nederland

07-03: 4.5 Integratie gaat niet vanzelf EN 4.6 Nederland verandert

14-03: 4.7 Allemaal burgers EN 5.1 Wat is een verzorgingsstaat?

21-03: 5.2 Ontwikkeling van de verzorgingsstaat EN 5.3 Onderwijs













28-03: 5.4 Gezondheidszorg EN 5.5 Sociale zekerheid

04-04: 5.6 Werken nu en in de toekomst EN  5.7 Verzorgingsstaten wereldwijd

SO 3 Toetsweek: ma 08-04 t/m vrij 12-04

Slide 5 - Tekstslide

Donderdag 15-01

Slide 6 - Tekstslide

Lesdoel havo 15-02: 
 
4.1 Wat is een pluriforme samenleving? 
  • Cultuur: dominante- en subcultuur.
  • Religie
  • Gender

4.2 Worden wie je bent 
  • Cultuur
  • Sociale controle
  • Internalisatie
  • Identiteit

4.1 Wat is een pluriforme samenleving? 
opdrachten 01 - 17

4.2 Worden wie je bent 
opdrachten 01 - 12

Slide 7 - Tekstslide

4.1 Wat is een pluriforme samenleving? 

Slide 8 - Tekstslide

Culturele diversiteit
In een pluriforme samenleving is veel culturele diversiteit. Deze hangt o.a. samen met:
  • Woonomgeving
  • Generatie
  • Maatschappelijke positie
  • Gender
  • Migratieachtergrond
  • Godsdienst

Slide 9 - Tekstslide

Zelfwerktijd 15-01:

havo: Les 4.1 pagina 112:
vraag 01 - 05






timer
10:00
Ben je klaar? Werk verder.
4.1:
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
17


4.2:
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12

Slide 10 - Tekstslide

Pluriforme samenleving
Nederland is al lang een pluriforme samenleving.

Pluriforme samenleving: Een samenleving waarin verschillen tussen mensen bestaan in levensstijl, godsdienst en andere cultuurkenmerken. Dit is hetzelfde als de multiculturele samenleving. 

 

Slide 11 - Tekstslide

Wat is cultuur?
Een cultuur ontstaat wanneer mensen veel en langdurig met elkaar te maken hebben.

Cultuur: Alle waarden, normen, gewoonten en andere cultuurkenmerken die mensen binnen een groep of samenleving met elkaar delen.

Cultuur wordt vaak geassocieerd met beschaving en kunst, maar het begrip heeft dus een veel bredere betekenis.

Slide 12 - Tekstslide

Cultuurkenmerken
Cultuurkenmerken zijn bijvoorbeeld:
  • Waarden en normen
  • Symbolen
  • Feestdagen
  • Rituelen
  • Taal

Opdracht: Geef vijf kenmerken van de Amerikaanse cultuur.

Slide 13 - Tekstslide

Soorten culturen

We kijken in dit hoofdstuk naar twee soorten culturen:
  • De dominante cultuur
  • Subculturen

Slide 14 - Tekstslide

Dominante cultuur
Dominante cultuur: Alle waarden, normen, gewoonten en andere cultuurkenmerken die de meerderheid van de bevolking met elkaar deelt.

 

Slide 15 - Tekstslide

Subcultuur
Subcultuur: Wanneer binnen een groep bepaalde waarden en normen en andere cultuurkenmerken afwijken van de dominante cultuur.




Iedereen maakt deel uit van verschillende subculturen. Welke subculturen zijn dat voor jou?

 

Slide 16 - Tekstslide

Woonomgeving
Een stadscultuur wordt gekenmerkt door minder sociale cohesie en meer anonimiteit.
Een dorps- of plattelandscultuur kenmerkt zich door meer onderlinge betrokkenheid en meer sociale cohesie.



Opdracht: Voel jij je meer tot de stadscultuur of de dorpscultuur aangetrokken? Leg uit waarom.


Slide 17 - Tekstslide

Zelfwerktijd 15-01:

havo: Les 4.1 pagina 112 - 114:
vraag 06 - 10






timer
10:00
Ben je klaar? Werk verder.
4.1:
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
17


4.2:
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12

Slide 18 - Tekstslide

Videofragment: stad of platteland? 3:54













Opdracht: Welke vooroordelen worden in dit videofragment genoemd?

Slide 19 - Tekstslide

Generatie
Cultuurverschillen tussen jong en oud kunnen blijken uit:
  • Kledingstijl
  • Muziekvoorkeur
  • Omgangsnormen
  • Vrijetijdsbesteding

Slide 20 - Tekstslide

Maatschappelijke positie
  • Je maatschappelijke positie wordt voor een groot deel bepaald door je opleiding, baan en inkomen.
  • Maatschappelijke posities kunnen tot verschillen in leefstijl leiden.




Noem van twee mensen met een andere maatschappelijke positie drie culturele kenmerken.

Slide 21 - Tekstslide

Gender
Rolpatronen: Algemene verwachtingen over hoe iemand zich moet gedragen.

  • Rolpatronen worden sterk bepaald door de cultuur.
  • Vanaf de jaren zestig zijn de rolpatronen tussen mannen en vrouwen in Nederland sterk veranderd.


 

Slide 22 - Tekstslide

Migratieachtergrond
Nederland kent verschillende etnische subculturen:
een groep mensen voelt zich onderling verbonden door een gemeenschappelijk land van herkomst en een daarbij horende cultuur.
Bijvoorbeeld de:
  • Marokkaanse cultuur
  • Surinaamse cultuur
  • Poolse cultuur

Amsterdam heeft inwoners met 180 verschillende nationaliteiten.


Slide 23 - Tekstslide

Migratieachtergrond
Lange tijd maakte het CBS onderscheid tussen allochtonen en autochtonen. Tegenwoordig zeggen we:
  
Persoon met Nederlandse achtergrond: Als iemand zelf én zijn beide ouders in Nederland zijn geboren.

Persoon met migratie-achtergrond: Als ten minste één van de ouders in het buitenland is geboren.


Slide 24 - Tekstslide

Religie:

Slide 25 - Tekstslide

4.1 Wat is een pluriforme samenleving? 

Slide 26 - Tekstslide

Christendom:

Slide 27 - Tekstslide

Islam
Sjiisme: vergelijkbaar met 
katholicisme.

Soenisme: vergelijkbaar met 
protestantisme. 



Slide 28 - Tekstslide

Jodendom

Slide 29 - Tekstslide

Cultuur is in beweging
Sommige culturen verschillen in de loop van de tijd, maar ook per plaats en groep. Dit maakt culturen dynamisch.





Opdracht: Noem drie cultuurkenmerken die duidelijk zijn veranderd ten opzichte van 60 jaar geleden.









Slide 30 - Tekstslide

Zelfwerktijd 15-01:

havo: Les 4.1 pagina 114 - 117
vraag 11 - 17






timer
10:00
Ben je klaar? Werk verder.
4.1:
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
17


4.2:
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12

Slide 31 - Tekstslide

4.2 Worden wie je bent 

Slide 32 - Tekstslide

Cultuur en identiteit
In deze paragraaf kijken we naar hoe cultuuroverdracht plaatsvindt en hoe hiermee jouw identiteit wordt gevormd. Ook kijken we naar het proces van socialisatie.

De centrale vraag van deze paragraaf is: 
Hoe word je wie je bent?

Slide 33 - Tekstslide

Nature of nurture of beide?
In het nature-nurture-debat staat de vraag centraal of gedrag van mensen aangeboren of aangeleerd is. Meeste mensen gaan uit van een wisselwerking tussen beide.
   
Nature-aanhangers: Leggen vooral de nadruk op aangeboren kenmerken. Bijvoorbeeld: ritmegevoel en seksuele voorkeur.
Nurture-aanhangers: Vinden dat je gedrag vooral aangeleerd krijgt. Bijvoorbeeld: je muziekvoorkeur en de talen die je spreekt.



Slide 34 - Tekstslide

Cultuuroverdracht

Cultuuroverdracht noemen we ook wel socialisatie.

Socialisatie: Het proces waarbij iemand de waarden, normen en andere cultuurkenmerken van zijn samenleving of groep aanleert. 


Opdracht: Leg met het begrip socialisatie uit dat mensen die in China zijn grootgebracht zich anders gedragen dan mensen die in Nederland zijn grootgebracht.

Slide 35 - Tekstslide

Videofragment: de kippenjongen 2:35

https://vimeo.com/112819941/702d08f617

Opdracht: Leg uit waarom dit videofragment over socialisatie gaat.

Slide 36 - Tekstslide

Zelfwerktijd 15-01:

havo: Les 4.2 pagina 118
vraag 01 - 06






timer
10:00
Ben je klaar? Werk verder.
4.1:
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
17


4.2:
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12

Slide 37 - Tekstslide

Waar vindt socialisatie plaats?
Je hele leven word je gesocialiseerd door verschillende socialiserende instituties.
  
Socialiserende instituties: Groepen en organisaties die specifieke waarden, normen en gewoonten overdragen.

Belangrijke socialiserende instituties zijn je gezin, school, vrienden, media, verenigingen en de overheid.

Opdracht: Geef bij elke genoemde socialiserende instituties een voorbeeld van hoe deze heeft bijgedragen aan jouw socialisatie.


Slide 38 - Tekstslide

Hoe vindt socialisatie plaats?
De manieren waarop cultuurkenmerken worden overgedragen zijn vooral gebaseerd op:
  • Imitatie: anderen nadoen. Dit vindt veelal bij kleine kinderen plaats.
  • Informatie: het overbrengen van informatie door bijvoorbeeld ouders, school en media.
  • Sociale controle: anderen sturen je gedrag bij.

Slide 39 - Tekstslide

Sociale controle
Sociale controle: De manieren waarop mensen andere mensen stimuleren of dwingen zich aan de geldende normen te houden.

Je omgeving stuurt jouw gedrag bij met sancties. Sancties kunnen positief en negatief zijn.
  • Negatieve sanctie: bijvoorbeeld huisarrest omdat je stiekem alcohol hebt gedronken, of een boete omdat je zonder licht fietst.
  • Positieve sanctie: Bijvoorbeeld: je krijgt een compliment, of een diploma.

 

Slide 40 - Tekstslide

Internalisatie
Het proces van socialisatie leidt uiteindelijk tot internalisatie.

Internalisatie: Mensen gaan zich automatisch gedragen zoals de groep dat van hen verwacht.


Slide 41 - Tekstslide

Identiteit
Door socialisatie ontwikkelt iedereen een persoonlijke en sociale identiteit.

Persoonlijke identiteit: Het beeld dat iemand van zichzelf heeft.

Combinatie van aangeboren eigenschappen en aangeleerde eigenschappen en voorkeuren, zoals de muziek waar je van houdt.

Sociale identiteit: Het deel van je zelfbeeld dat is afgeleid van de groepen en culturen waar je je mee verbonden voelt.

Opdracht: Maak een lijstje van jouw sociale identiteiten.



Slide 42 - Tekstslide

Individualisme en collectivisme
In individualistische culturen krijgen mensen in grote mate de vrijheid om een persoonlijke identiteit te ontwikkelen. De nadruk ligt op individuele ontplooiing. Denk bijvoorbeeld aan de Nederlandse en Amerikaanse cultuur.


In collectivistische culturen ligt de nadruk op de sociale identiteit. Het collectief staat boven het individu. Gastvrijheid en de zorg voor naasten zijn in deze culturen belangrijk. Denk bijvoorbeeld aan Arabische, Afrikaanse en Aziatische culturen.

Slide 43 - Tekstslide

Masculiniteit en feminiteit
In masculiene culturen zijn de werelden van vrouwen en mannen sterk gescheiden. Mannen hebben een leidende rol en zijn gericht op carrière. Vrouwen horen bescheiden en verzorgend te zijn. Voorbeelden zijn Marokko en Mexico.
  
In feminiene culturen lopen rollen van mannen en vrouwen meer in elkaar over. Voorbeelden zijn Nederland en de Scandinavische landen.

Leg uit dat de Amerikaanse cultuur zowel individualistische als masculiene kenmerken heeft.

Slide 44 - Tekstslide

Zelfwerktijd 15-01:

havo: Les 4.2 pagina 119 - 121
vraag 07 - 12






timer
10:00
Ben je klaar? Werk verder.
4.1:
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
17


4.2:
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12

Slide 45 - Tekstslide

Terugblik havo 15-02: 
 
4.1 Wat is een pluriforme samenleving? 
  • Cultuur: dominante- en subcultuur.
  • Religie
  • Gender

4.2 Worden wie je bent 
  • Cultuur
  • Sociale controle
  • Internalisatie
  • Identiteit

4.1 Wat is een pluriforme samenleving? 
opdrachten 01 - 17

4.2 Worden wie je bent 
opdrachten 01 - 12

Slide 46 - Tekstslide