FA trede 2.3: Herhaling être

• Frans
• Middelbare school
• vmbo t
• Leerjaar 1

Lundi, 1er novembre

Lesdoelen deze week:

• Herhaling être

Werkdoelen deze week:

• Être
• Quizlet: trede 2

Wat betekent être?

ÊTRE

zijn

être

=

 zijn

il/elle/on

nous

vous

ils/elles

tu

je

sommes

sont

suis

êtes

es

est

Nederlands

wij zijn

jullie zijn / u bent

zij zijn (mmv / gmv)

zij zijn (vmv)

Frans

nous sommes

vous êtes

ils sont

elles sont

Let op!

Het is / dit is / dat is = c'est

Het zijn / dit zijn / dat zijn = ce sont

Hoe zeg je:
hij is

00:00

Le vidéo du verbe

Kijk de video over het werkwoord être en maak de vragen die voorbij komen.

00:33

Wat is het verschil tussen:
ils sont & elles sont

00:44

Hij zegt: on ne prononce pas le S et le T à la fin.
Wat bedoelt hij?

1. De S en de T moet je duidelijk zeggen.
2. De S en de T schrijf je wel, maar zeg je niet

00:46

Répétez encore

Luister en zeg na.

Oefen je uitspraak.

02:00

Welke nationaliteiten werden er genoemd?

1. Frans, Italiaans, Duits
2. Italiaans, Frans, Engels
3. Spaans, Frans, Italiaans
4. Spaans, Italiaans, Duits

Uit je hoofd: schrijf zoveel mogelijk vormen van het werkwoord être op.
Voeg de NLse betekenis toe.

00:33

Wat is de betekenis van:
nous sommes

Hoe zeg je:
jullie zijn

On est betekent:

1. wij zijn
2. men is
3. wij zijn & men is
4. jullie zijn

Je suis d'Almere.
bekent:

1. Ik kom uit Almere.
2. Ik ga naar Almere.
3. Ik hou van Almere.
4. Ik verhuis naar Almere.

être

=

 zijn

il/elle/on est

nous sommes

vous êtes

ils/elles sont

tu es

je suis

wij zijn

zij zijn (ml&vr)

ik ben

u bent & jullie zijn

jij bent

hij/zij/men is (wij zijn)

Hoe goed ken je het werkwoord être al?

0100

Is het nodig om nog extra te oefenen?

1. Ja
2. Nee
3. Een beetje

Werkdoelen deze week:

• Être
• Quizlet: trede 2