wk 21

Deze les maak je op maandag 18 mei

slide 1 t/m 32
1 / 32
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

In deze les zitten 32 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Deze les maak je op maandag 18 mei

slide 1 t/m 32

Slide 1 - Tekstslide

Vorige lessen heb je...
...een verslag gemaakt over Het gouden ei met daarin de literaire begrippen.

Slide 2 - Tekstslide

Vandaag gaan we...
...starten met het herhalen van leesvaardigheid.

Slide 3 - Tekstslide

Herhaling belangrijke begrippen leesvaardigheid    jaar 1, 2, 3
  • Onderwerp, deelonderwerp
  • Hoofdgedachte
  • Kernzin
  • Opbouw tekst: inleiding, middenstuk, slot
  • Opbouw alinea: kernzin + voorbeeld/toelichting
  • Tekstdoel, tekstsoort, tekstvorm
  • 4 manieren om een tekst in te leiden
  • 3 manieren om een tekst af te sluiten
  • Objectief, subjectief

  • Mening, argument
  • Signaalwoorden
  • Zins- en alineaverbanden
  • Verbindingsmanieren tussen      alinea's
  • Functies van alinea's
  • Tekststructuren
  • Soorten argumenten
  • Onderschikkende en nevenschikkende argumenten

Slide 4 - Tekstslide

Stof voor de toetsweektoets
Lezen Blok 1 t/m 6
(niet: drogredenen, samenvatten Blok 5)

Hoe ziet de toets eruit?
  • Theorievragen
  • 2 teksten met vragen
  • Duur: 45 minuten

Slide 5 - Tekstslide

Eerst een paar algemene herhalingsvragen over begrijpend lezen..

Slide 6 - Tekstslide

Welke 6 tekstdoelen ken je?

Slide 7 - Open vraag

Hoe is een tekst opgebouwd? Noem de 3 delen.

Slide 8 - Open vraag

Hoe is een alinea opgebouwd?

Slide 9 - Open vraag

Hoe moet je citeren?

Slide 10 - Open vraag

Waar of niet waar: de hoofdgedachte noteer je in een hele zin.
A
waar
B
niet waar

Slide 11 - Quizvraag

Waar of niet waar: het onderwerp van een tekst noteer je in een of enkele woorden
A
waar
B
niet waar

Slide 12 - Quizvraag

Subjectieve informatie is een..
A
feit
B
mening

Slide 13 - Quizvraag

Objectieve informatie is een..
A
feit
B
mening

Slide 14 - Quizvraag

Welk tekstverband geeft het signaalwoord aan?
Sleep de signaalwoorden naar het goed tekstverband.
uitspraak-opsomming
uitspraak-tegenstelling
uitspraak-voorbeeld
echter
denk aan
verder
onder andere
daarnaast
hoewel

Slide 15 - Sleepvraag

Signaalwoorden en verbanden
1. Zoek het signaalwoord: "Verder zeg ik liever niet veel meer over de oude situatie, omdat ik de rest van het verhaal voor mijn eigen documentaire bewaar. Hoe dat er precies uit komt te zien en waar het te zien zal zijn, weten we nog niet, maar we hebben er wel ideeën over." De artiest laat nog wel weten dat ze in de oude situatie "nauwelijks inspraak had" in de dingen die ze deed. VERDER
MAAR
2. Welk verband hoort er bij dit signaalwoord? UITSPRAAK - OPSOMMING
                                                                                                 UITSPRAAK - TEGENSTELLING

3. Noteer de delen van dit verband.
Uitspraak = Daarin wil ze onder meer de situatie rondom de breuk met haar eerste management toelichten.
Opsomming = Ik zeg liever niet veel meer over de oude situatie.

Uitspraak = We weten nog niet hoe dat er precies uit komt te zien en waar het te zien zal zijn.
Tegenstelling = We hebben er ideeën over.

Slide 16 - Tekstslide


Wat is GEEN functie van signaalwoorden
in een tekst?
A
Signaalwoorden helpen de lezer.
B
Signaalwoorden geven de kern van de tekst weer.
C
Signaalwoorden zorgen voor samenhang.
D
Signaalwoorden geven structuur aan een tekst.

Slide 17 - Quizvraag

Signaalwoorden voor
uitspraak-tegenstelling:
A
zoals
B
allereerst
C
maar
D
daarentegen

Slide 18 - Quizvraag

Signaalwoorden "ten eerste, ook, bovendien, verder" horen bij:
A
uitspraak-opsomming
B
uitspraak-tegenstelling
C
uitspraak-voorbeeld
D
middel-doel

Slide 19 - Quizvraag

Een signaalwoorden voor
uitspraak-tegenstelling is:
A
hoezo
B
waarom
C
echter
D
dus

Slide 20 - Quizvraag

"Denk aan, zo, zoals" zijn signaalwoorden voor.......
A
uitspraak-opsomming
B
uitspraak-voorbeeld
C
oorzaak-gevolg
D
uitspraak-tegenstelling

Slide 21 - Quizvraag

Op school leer je allerlei interessante feitjes bij geschiedenis. Daarnaast is wiskunde erg leerzaam. Noteer:
1. Signaalwoord
2. Verband
3. Delen van het verband

Slide 22 - Open vraag

Het is dus enerzijds goed dat we in Nederland het recht op onderwijs hebben! Anderzijds kan het best saai zijn in de lessen. Noteer:
1. Signaalwoord
2. Verband
3. Delen van het verband

Slide 23 - Open vraag

Er zijn wel momenten in lessen waarop hard gelachn kan worden, zoals laatst bij aardrijkskunde toen iemand dacht dat Italië een eiland is. Noteer:
1. Signaalwoord
2. Verband
3. Delen van het verband

Slide 24 - Open vraag

Het lijkt erop dat veel van jullie inmiddels wel toe zijn aan vakantie. Vergeet echter niet eerst nog goed voor je toetsweek te leren! Noteer:
1. Signaalwoord
2. Verband
3. Delen van het verband

Slide 25 - Open vraag

Ik ga een hoop leuke dingen doen in de zomer. Eerst ga ik lekker uitrusten. Ten tweede ga ik op vakantie naar Frankrijk. Tot slot ga ik nog logeren bij mijn beste vriendin. Noteer:
1. Signaalwoord
2. Verband
3. Delen van het verband

Slide 26 - Open vraag

In Frankrijk kun je een hoop leuke dingen doen. Zo heb ik daar vorig jaar een paar keer gemountainbiket. Noteer:
1. Signaalwoord
2. Verband
3. Delen van het verband

Slide 27 - Open vraag

Ik hoop eigenlijk wel dat we het jaar hierna een keer naar Spanje gaan in plaats van Frankrijk, omdat mijn vrienden daar ieder jaar zijn. Daar staat tegenover dat ik die mensen natuurlijk heel het jaar al zie. Noteer:
1. Signaalwoord
2. Verband
3. Delen van het verband

Slide 28 - Open vraag

Welke vier verbindingsmanieren tussen alinea's ken je?

Slide 29 - Open vraag

Verbindingsmanieren van alinea’s (blz. 203)
4 manieren waarop het verband tussen alinea kan worden aangegeven:

1. Een signaalwoord of een signaalwoordgroep
Het zelf printen van foto's en andere afdrukken is niet goedkoop. Mooi fotopapier is erg kostbaar.
      Verder zijn hoge kosten van cartridges en printers ook een groot probleem. Soms kosten twee van zulke inktpatronen evenveel als de hele printer. (=uitspraak-opsomming)
2. Een herhaling van een woord of woordgroep
Voetballen en andere sportartikelen worden in derdewereldlanden vaak door kinderen gemaakt. De arbeidsomstandigheden zijn nogal eens slecht. Voetbalbonden wereldwijd willen hier iets aan doen.                       
           De voetbalbond FIFA vindt dat kinderarbeid niet kan en dat sportartikelen onder goede omstandigheden geproduceerd moeten worden.
3. Een overgangszin met een verwijzend woord
In de laatste ijstijd was de Noordzee nog land. Je kon helemaal van Nederland naar Engeland lopen. Op die vlakte leefden allerlei dieren die nu zijn uitgestorven, zoals de wolharige mammoet, het reuzehert en de sabeltandtijger.         
    De botten hiervan komen nog steeds regelmatig naar boven in de netten van vissers. Hun sleepnetten schuren immers over de Noordzeebodem waar de overblijfselen van de prehistorische dieren liggen.
4. Een aankondigende zin
Laten we eens stuk voor stuk gaan bekijken wat de argumenten van de clubleiding nu echt waard zijn. Ten eerste het gebrek aan geld om nieuwe spelers te kunnen kopen. Als je naar de begroting kijkt, is er voldoende geld.


Slide 30 - Tekstslide

Lesdoel behaald? Ik heb alle belangrijke begrippen van leesvaardigheid herhaald.
A
Ja
B
Nee

Slide 31 - Quizvraag

Einde van deze les
Vragen? Stel ze via Teams!

Slide 32 - Tekstslide