M&O 2.2 Het kringloopmodel

Wat gaan we vandaag doen?
- Terugblik 2.1 De vier productiefactoren / Productiegoederen en Consumptiegoederen 
- Hoofdstuk 2.2 Het kringloopmodel 
- Leerdoelen bespreken 
- Opdrachten maken 
1 / 28
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieBasisschoolGroep 4

In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Wat gaan we vandaag doen?
- Terugblik 2.1 De vier productiefactoren / Productiegoederen en Consumptiegoederen 
- Hoofdstuk 2.2 Het kringloopmodel 
- Leerdoelen bespreken 
- Opdrachten maken 

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Productiefactoren
Alles wat je nodig hebt, kun je indelen in de volgende productiefactoren:
Kapitaal
Arbeid
Natuur
Ondernemerschap

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies


Zijn de volgende goederen CONSUMPTIEGOED of KAPITAALGOED?

ook hier moet je aangeven WAAROM 

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies



Een spelcomputer
A
Consumptiegoed
B
Kapitaalgoed

Slide 4 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies



Een vuilnisauto
A
Consumptiegoed
B
Kapitaalgoed

Slide 5 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Leerdoelen:
Aan het einde van de les weet je:
- hoe het kringloopmodel werkt (Je moet deze ook kunnen tekenen!)
- de beloningen die bij de productiefactoren horen 
- waaruit het Nationaal Inkomen bestaat 
- waaruit het Nationaal Product bestaat 

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Beloning productiefactor Arbeid 
Door te werken, daarvoor krijg je loon (salaris).

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Beloning productiefactor Natuur
Als je grond (= leefomgeving) bezit en deze verhuurt. Hiervoor krijg je pacht (huur)

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Beloning productiefactor Kapitaal 
Door kapitaal te bezitten en deze uitgeleend te hebben. Hiervoor ontvang je rente of huur 

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Productiefactor ondernemerschap 
Door (mede) eigenaar te zijn van een bedrijf. Hiervoor ontvang je winst.

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Ovezicht
1
2
3
4

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

PRODUCTIEFACTOREN
verdeel de productiefactoren en de beloningen naar het juiste hokje in de volgende sleepvraag

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Landeigenaar
Zakenman
Werknemers
Bank of bedrijf
Natuur
Pacht
Arbeid
Loon
Kapitaal
Rente
Huur
Ondernemerschap
Winst

Slide 13 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Het kringloopmodel
Schematische schets van de werkelijkheid 

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

De bloedsom.... ehh economische kringloop
De economische kringloop is het idee van een arts; Quesnay. Hij vergeleek de samenhang tussen sectoren met de bloedsomloop. De organen zijn de sectoren en het bloed is het geld dat stroomt van de ene sector naar de ander.

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 16 - Tekstslide

Productiefactoren - beloningen

                     Natuur - pacht
                     Arbeid  - loon
                    kapitaal - rente ondernemerschap - winst
                       

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 18 - Tekstslide

Nationaal product = de waarde van alle producten en diensten

MAAR!! alleen de finale vraag telt mee, dus de eindproduct
Teken nu zelf het kringloopmodel en maak vragen 9 en 10

Slide 19 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

 Nationaal Inkomen
  • Het inkomen dat alle mensen in een land samen verdienen in één jaar.
  • Is niet geld dat je kunt krijgen als uitkering of als subsidie.

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hoe meet je het nationaal inkomen?
  • Tot het inkomen rekenen we wat de mensen in geld verdienen.

    Stel: in een land werken 3 miljoen mensen. Het gemiddelde inkomen is EUR 100.000 per jaar. Hoe groot is het nationaal inkomen?


Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Stel: in een land werken 3 miljoen mensen. Het gemiddelde inkomen is EUR 100.000 per jaar. Hoe groot is het nationaal inkomen?

Slide 22 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Nationaal Product 
Totale waarde van alles wat de mensen in een land produceren in één jaar = waarde van alle goederen en diensten die in een land geproduceerd worden bij elkaar opgeteld. 

Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Nationaal product 
Nationaal product = waarde van alle producten en diensten

Let op voor dubbeltellingen! Je wilt alleen kijken naar de finale vraag van eindgebruikers

CBS kijkt naar de toegevoegde waarde = waarde die is toegevoegd aan een product door de productiefactoren

Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hoe bereken je de toegevoegde waarde?
Toegevoegde Waarde = Waarde van het verkopen - (de waarde van de ingekochte grond- en hulpstoffen, halffabrikaten en diensten van andere bedrijven)

Slide 25 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 26 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Nationaal product = nationaal inkomen 

Een land kan niet meer verdienen dan het produceert. 
De uitgave voor de ene gezin is een ontvangst voor een ander. 


Slide 27 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Opgaves maken 11/12/13/14/15

Slide 28 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies