HV1 - Bijwoordelijke bepaling

Vandaag
  • Herhaling meewerkend voorwerp
  • Bijwoordelijke bepaling
1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 2

In deze les zitten 18 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 120 min

Onderdelen in deze les

Vandaag
  • Herhaling meewerkend voorwerp
  • Bijwoordelijke bepaling

Slide 1 - Tekstslide

DOEL


- je kunt de bijwoordelijke bepaling in een zin vinden
grammatica: bijwoordelijke bepaling

Slide 2 - Tekstslide

Zinsdelen - herhaling

  • pv
  • wg
  • ow
  • lv
  • mv


persoonsvorm
werkwoordelijk gezegde
onderwerp
lijdend voorwerp
meewerkend voorwerp

Slide 3 - Tekstslide

Meewerkend voorwerp
  • Het meewerkend voorwerp (mv) geeft aan voor wie iets bestemd is. 
  • Het komt voor bij werkwoorden die iets te maken hebben met 'vertellen' of 'geven'. 
  • Een mv kan beginnen met aan of voor. Aan kan je weglaten, maar soms moet je de zin hiervoor veranderen. 
  • Het mw komt maar één keer per zin voor. 

Bijvoorbeeld: De makelaar geeft de sleutels aan de nieuwe bewoner.


Even oefenen...

Slide 4 - Tekstslide

De verdwaalde toerist vroeg de weg aan de politieagent.
mv =

Slide 5 - Open vraag

De recensies beloven de bioscoopgangers een ontroerende film.
mv =

Slide 6 - Open vraag

Een nieuw zinsdeel!

  • pv
  • wg
  • ow
  • lv
  • mv
  • bwb


persoonsvorm
werkwoordelijk gezegde
onderwerp
lijdend voorwerp
meewerkend voorwerp
bijwoordelijke bepaling

Slide 7 - Tekstslide

Bijwoordelijke bepaling
Bijwoordelijke bepaling geeft antwoord op vragen als: Hoe? Hoelang? Hoever? Waar? Waardoor? Waarheen? Waarom? Waarover? Waarvandaan? Waar? Wanneer?

In de garage staat de oldtimer van Martin.
De vakantie begint over twee weken
Het theater werd wegens een verbouwing gesloten. 


Maar niet alle woorden even antwoord op een vraag: niet, wel , zeker, absoluut, etc., zijn ook bijwoordelijke bepalingen.

Slide 8 - Tekstslide

Zo vind je de bijwoordelijke bepaling:
1. Noteer het onderwerp en werkwoordelijk gezegde
2. Zoek naar lijdend voorwerp en meewerkend voorwerp.
De zinsdelen die dan overblijven, zijn meestal een werkwoordelijk gezegde.

Let op: niet in alle zinnen komt een bwb voor, maar een zin kan ook meerder bwb'en bevatten. 

En nu zelf...

Slide 9 - Tekstslide

Sommige ouders kopen in de dierenwinkel een huisdier voor hun kind.

bwb =
A
sommige ouders
B
in de dierenwinkel
C
een huisdier
D
voor hun kind

Slide 10 - Quizvraag

Naast een hond of kat worden gekko's en leguanen aangeschaft.

bwb =
A
naast een hond of kat
B
worden
C
gekko's
D
leguanen

Slide 11 - Quizvraag

Gekko's kunnen ondersteboven klimmen.

bwb =

Slide 12 - Open vraag

De vakantie begint over drie weken.

bwb =

Slide 13 - Open vraag

Caro gaat op haar scooter naar de stad.

bwb =
A
Caro
B
op haar scooter
C
naar de stad

Slide 14 - Quizvraag

Maak nu zelf een zin met een bijwoordelijke bepaling.

Slide 15 - Open vraag

Weet je nu hoe je bijwoordelijke bepalingen in een zin kan vinden?
A
ja
B
soms
C
nee

Slide 16 - Quizvraag

GELEERD?


- Je kunt bijwoordelijke voorwerp in een zin vinden

    grammatica: bijwoordelijke bepaling

    Slide 17 - Tekstslide

    Huiswerk
    Maak opdracht 1 en 2 op blz. 178-179. 
    Neem dit morgen mee naar de les. 

    Slide 18 - Tekstslide