1.2 Wereld, Wat is arm en rijk?

Programma
- kahoot over kenmerken van arm en rijk.
- zelfstandig nakijken par 2: 2-5-6-7 (10 min) inclusief huiswerkcontrole
- Klassikaal bespreken par 2: 1-4-10
Leerdoelen:
- Je kunt het verschil tussen welvaart en welzijn uitleggen.
- Je kunt uitleggen wat er met de armoedegrens wordt bedoeld.
- Je begrijpt dat er in arme en rijke landen ook verschillen zijn tussen gebieden. Je noemt dit regionale ongelijkheid.
-Je kunt regionale ongelijkheid aan de hand van een voorbeeld uitleggen.

1 / 34
volgende
Slide 1: Tekstslide
AardrijkskundeMiddelbare schoolvmbo k, g, tLeerjaar 2

In deze les zitten 34 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Programma
- kahoot over kenmerken van arm en rijk.
- zelfstandig nakijken par 2: 2-5-6-7 (10 min) inclusief huiswerkcontrole
- Klassikaal bespreken par 2: 1-4-10
Leerdoelen:
- Je kunt het verschil tussen welvaart en welzijn uitleggen.
- Je kunt uitleggen wat er met de armoedegrens wordt bedoeld.
- Je begrijpt dat er in arme en rijke landen ook verschillen zijn tussen gebieden. Je noemt dit regionale ongelijkheid.
-Je kunt regionale ongelijkheid aan de hand van een voorbeeld uitleggen.

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Link

welvaart of welzijn
Welvaart meet de rijkdom van een land op basis van inkomen.
- BNP
- BNP/hoofd

Welzijn meet de rijkdom van een land op basis van levensomstandigheden.
(bespreken opgaven 1 en 4)

Slide 3 - Tekstslide

Welzijn: Human Development Index (HDI)
Bepaalt hoe goed of slecht een land ontwikkeld is op basis van levensomstandigheden.

Door te kijken naar:
  1. volksgezondheid (levensverwachting)
  2. kennis/ onderwijs (analfabetisme)
  3. levensstandaard (koopkracht; wat kun je met $1 kopen in een land)

Slide 4 - Tekstslide

Wat kun je met een bepaald bedrag kopen?
(koopkracht en BNP/hfd)

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Hoeveel mensen kunnen lezen en schrijven (onderwijs)
(Analfabetisme)

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

levensverwachting (gezondheid)

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Link

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

opgave 10: armoedegrens 
- blauwe balken geven aan hoeveel procent van de bevolking leeft van minder dan $1,25 per dag. De jaren 1990, 2005 en 2008 zijn weergegeven. 

Slide 14 - Tekstslide

opgave 10: armoedegrens 
Het (1) percentage van de bevolking dat in de jaren (2) 1990, 2005 en 2008 onder de (3) armoedegrens van $1,25 per dag leefde.

Slide 15 - Tekstslide

opgave 10b: armoedegrens 
De rode lijn laat het doel van de Verenigde Naties zien. 

Het doel is heel duidelijk bereikt in China.

Slide 16 - Tekstslide

opgave 10c: armoedegrens 
De rode lijn laat het doel van de Verenigde Naties zien. 

In Afrika ten zuiden van de Sahara gaat het beter in 2008 vergeleken met 1990. Nog steeds leeft 47% onder de armoedegrens.

Slide 17 - Tekstslide

opgave 10d: armoedegrens 
In Zuid-Azië zonder India leeft in 2008 26% van de bevolking onder de armoedegrens.

In Zuid-Azië met India erbij, leeft in 2008 34% van de bevolking onder de armoedegrens. India kent dus veel armoede.

Slide 18 - Tekstslide

Verdeling van de beroepsbevolking
laat zien in welke 'sector' mensen werken (in %)

- primaire sector: landbouw en visserij
-secundaire sector: industrie
-tertiaire sector: dienstensector

Slide 19 - Tekstslide

Verband
Wat is het verband tussen de welvaart in een land en de verdeling van de beroepsbevolking?

Hoe meer mensen werken in de 
....................................
hoe..............................het land.

Slide 20 - Tekstslide

Verband
Wat is het verband tussen de welvaart in een land en de verdeling van de beroepsbevolking?

Hoe meer mensen werken in de 
....................................
hoe..............................het land.

Slide 21 - Tekstslide

Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Tekstslide

Hoe is de verdeling van de beroepsbevolking in armere landen?
A
Meeste mensen werken in een fabriek
B
Meeste mensen werken in de landbouw
C
Meeste mensen werken in de dienstensector
D
Gelijk verdeeld tussen industrie, landbouw en diensten

Slide 24 - Quizvraag

Met het percentage mensen dat werkt in de primaire sector wordt bedoeld:.....
A
Hoeveel mensen er werken in de landbouw
B
Hoeveel mensen er werken in de industrie
C
Hoeveel mensen er werken in de dienstensector

Slide 25 - Quizvraag

Waar ligt de armoedegrens wereldwijd?
A
$40 per dag
B
$5 per dag
C
€20 per dag
D
$1,25 per dag

Slide 26 - Quizvraag

Hoe rijk is Nederland?
A
het rijkste land ter wereld
B
top 10
C
top 20
D
top 25

Slide 27 - Quizvraag

Wat hoort er niet bij?
A
Analfabetisme
B
Armoede
C
koopkracht
D
Levensverwachting

Slide 28 - Quizvraag

China is een .... land:
A
Koploper
B
Volger
C
Achterblijver

Slide 29 - Quizvraag

De welvaart in een land kun je het best bepalen op basis van.........?
A
BNP
B
HDI
C
HDI/ hfd
D
BNP/hfd

Slide 30 - Quizvraag

Met het percentage mensen dat werkt in de secundaire sector wordt bedoeld:.....
A
Hoeveel mensen er werken in de landbouw
B
Hoeveel mensen er werken in de industrie
C
Hoeveel mensen er werken in de dienstensector

Slide 31 - Quizvraag

Stelling: de gemiddelde Nederlander verdient €33.000 per jaar.
A
juist
B
onjuist

Slide 32 - Quizvraag

Hoe oud mensen gemiddeld worden zegt iets over:
A
Analfabetisme
B
Gezondheidszorg
C
Werkgelegenheid
D
De verdeling van de beroepsbevolking

Slide 33 - Quizvraag

Met het percentage mensen dat werkt in de tertiaire sector wordt bedoeld:.....
A
Hoeveel mensen er werken in de landbouw
B
Hoeveel mensen er werken in de industrie
C
Hoeveel mensen er werken in de dienstensector

Slide 34 - Quizvraag