Kapitel 1 - Wiederholung

1 / 49
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 1

In deze les zitten 49 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Heute
Kapitel 1 - Was wissen wir noch? 


ZIEL: 
- We checken wat je nog weet van Kapitel 1. Zo frissen we de kennis op.

Slide 2 - Tekstslide

Blader door Kapitel 1
timer
3:00

Slide 3 - Tekstslide

Was wissen wir?

Slide 4 - Woordweb

Wat zijn persoonlijke voornaamwoorden
A
wohne, wonhst, wohnt
B
ich, du, er/sie/es, wir, ihr, sie/Sie
C
sterke werkwoorden
D
zwakke werkwoorden

Slide 5 - Quizvraag

Hoe kun je het rijtje van de persoonlijke voornaamwoorden onthouden?
A
stampen!
B
(fe)esttenten
C
idewis

Slide 6 - Quizvraag

Hoe kun je de zwakke werkwoorden onthouden?
A
stampen!
B
(fe)esttenten
C
idewis

Slide 7 - Quizvraag

IDEWIS
Wat is de volgorde van de persoonlijke voornaamwoorden?
Gebruik het woord "IDEWIS" als ezelsbruggetje.
I = ich (ik)
D = du (jij)
E = er/sie/es (hij/zij/het)
W = wir (wij)
I = ihr (jullie)
S = Sie/sie (U/zij)

Slide 8 - Tekstslide

Hoe krijg je de stam?
In het Duits krijg je de stam door
van het hele werkwoord

de -en of -n (als er geen 'e' voor staat)
weg te laten

Voorbeelden:
machen > mach;  spielen > spiel;  radeln > radel

Slide 9 - Tekstslide

Voorbeeld: machen (doen, maken)
(ik)
(jij)
(hij/zij/het)      (wij)
(jullie) 
(zij/u)   
ich
du
er/sie/es
wir
ihr
sie/Sie
mach e              
mach st 
mach
mach en
mach t
mach en

Slide 10 - Tekstslide

Ezelsbruggetje





Achter de stam van het werkwoord komen de uitgangen:

(FE)    E - ST - T - EN - T - EN

 

Slide 11 - Tekstslide

ik
Jij
het
zij (1 persoon)
het
Wij
zij (2 of meer personen)
Jullie
U
ich
du
er
sie
es
Sie
sie
wir
ihr

Slide 12 - Sleepvraag

trinken -
Warum ........... du Kaffee?
A
trinke
B
trinkt
C
trink
D
trinkst

Slide 13 - Quizvraag

spielen -
Er ........... Fußball.
A
spielen
B
spielet
C
spielt
D
spielst

Slide 14 - Quizvraag

gehen -
Ich ....... heute ins Kino.
A
geht
B
gehe
C
gehst
D
gehen

Slide 15 - Quizvraag

tanzen -
Sie (mv) _____ am liebsten.
A
tanze
B
tanzen
C
tanzt
D
tanzst

Slide 16 - Quizvraag

spielen -
Er _____ mit seinem Freund.
A
spielen
B
spiele
C
spielt
D
spielst

Slide 17 - Quizvraag

wohnen -
Ihr _____ in Berlin.
A
wohnt
B
wohne
C
wohnst
D
wohnen

Slide 18 - Quizvraag

leben -
Wir _____ in Hamburg.
A
leben
B
lebst
C
lebe
D
lebt

Slide 19 - Quizvraag

warten -
Ich _______ auf den Bus.
A
warte
B
wartest
C
warten
D
wartene

Slide 20 - Quizvraag

rutschen -
Er ... von der Rodelbahn.

Slide 21 - Open vraag

reisen -
Du ... doch oft nach Deutschland?

Slide 22 - Open vraag

Getallen t/m 20

Slide 23 - Tekstslide

Die Zahlen
1 eins
2 zwei
3 drei
4 vier
5 fünf
6 sechs
7 sieben
8 acht
9 neun
10 zehn
11 elf
12 zwölf
13 dreizehn
14 vierzehn
15 fünfzehn
16 sechzehn
17 siebzehn
18 achtzehn
19 neunzehn
20 zwanzig

Slide 24 - Tekstslide


hoe schrijf je 16 in het Duits? 

Slide 25 - Open vraag


hoe schrijf je 17 in het Duits? 

Slide 26 - Open vraag

6
2
9
zwei
neun
sechs 

Slide 27 - Sleepvraag

Schrijf het volgende getal
voluit in het Duits:
"6"

Slide 28 - Open vraag

zwölf
fünfzehn
siebzehn
12
17
15

Slide 29 - Sleepvraag

(k)ein/(k)eine

Slide 30 - Tekstslide

(k)ein/(k)eine

Slide 31 - Tekstslide

Sleep de juiste lidwoorden naar de juiste vorm.
mannelijk [m]
onzijdig [o]
meervoud [mv]
vrouwelijk [v]
der
die
das
die

Slide 32 - Sleepvraag

Kuh 
Lehrer 👨‍🏫 
Schaf 🐑 
Autos 
🚗 🚘 🚙 
die
das
die (meervoud)
der

Slide 33 - Sleepvraag

Jan & Max sind kein / keine Freunde (vrienden).
A
kein
B
keine

Slide 34 - Quizvraag

Die Pizza

Das ist kein/keine Pizza.
A
kein Pizza
B
keine Pizza

Slide 35 - Quizvraag

Kein/Keine Arzt kann mir helfen.
A
Kein
B
Keine

Slide 36 - Quizvraag

Ergänze kein/keine

das Obst: Stefan isst kein/keine Obst.
A
kein
B
keine

Slide 37 - Quizvraag

Ja, das ist ein/eine Lehrer.
A
eine
B
ein
C

Slide 38 - Quizvraag

Vincent ist ein / eine Kind.
A
ein
B
eine

Slide 39 - Quizvraag

Ein / eine: Kies het juiste woord.

... Tante
A
ein
B
eine

Slide 40 - Quizvraag

Julia ist ein / eine Freundin
A
ein
B
eine

Slide 41 - Quizvraag

Stefan ist ein / eine Junge
A
ein
B
eine

Slide 42 - Quizvraag

Habt ihr _________ Mann (m) gesehen?
Die Lehrerin sucht _________ Frau (v).
Im wasser schwimmt _________ Kind (o).
Ich habe _____________Haustiere (mv).
Ich habe nur _________ Kind (o).
ein
ein
eine
keine
ein

Slide 43 - Sleepvraag

Wanneer krijg je een extra E ?
A
mannelijk/onzijdig
B
vrouwelijk/meervoud

Slide 44 - Quizvraag

Vraagwoorden

wie = wer

wat = was

waar = wo

waarvandaan = woher

hoe = wie

wanneer = wann




Slide 45 - Tekstslide

________ kommst du morgen? Um halb 10
A
wer
B
wie
C
wann
D
woher

Slide 46 - Quizvraag

_______ Musik hörst du?
A
was
B
wie
C
wann
D
woher

Slide 47 - Quizvraag

_______ hast du das gemacht?
A
wann
B
was
C
wo
D
woher

Slide 48 - Quizvraag

______ kommst du? Aus Frankreich
A
woher
B
wer
C
was
D
wann

Slide 49 - Quizvraag