In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.
Om het meewerkend voorwerp te vinden volg je de volgende stappen (in deze volgorde)
1. Zoek het wwg (alle ww in de zin)
2.Zoek het onderwerp (wie/wat + wwg)
3. Zoek het lijdend voorwerp (wie/wat + wwg + ond)
4. vraag: AAN wie/wat + wwg + ond + lv
Je vindt het meewerkend voorwerp in een zin door te vragen:
aan WIE + gezegde + onderwerp + lijdend voorwerp of
voor WIE + gezegde + onderwerp + lijdend voorwerp
LET OP: een zin heeft alléén een meewerkend voorwerp, als er ook een lijdend voorwerp in de zin staat!
Let op: WIE
Wij gebruiken cookies om jouw gebruikerservaring te verbeteren en persoonlijke content aan te bieden. Door gebruik te maken van LessonUp ga je akkoord met ons cookiebeleid.