Interpunctie: coronaweken

Interpunctie
1 / 11
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolmavo, havo, vwoLeerjaar 1,2

In deze les zitten 11 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Interpunctie

Slide 1 - Tekstslide

Noem het synoniem van 'interpunctie'.

Slide 2 - Open vraag

Wanneer gebruik je een komma? Noem vier situaties.

Slide 3 - Open vraag

Theorie 
- Een komma gebruik je tussen twee persoonsvormen, tussen twee of meer bijvoeglijke naamwoorden, voor voegwoorden of in een opsomming;

- Een punt gebruik je om het einde van een zin aan te geven;
- Een uitroepteken gebruik je na een uitroep of bevel.
- Een vraagteken gebruik je na een vraag.
Leestekengebruik is belangrijk! Het zorgt ervoor dat je tekst soepel leest.

Slide 4 - Tekstslide

Wat volgt er na een dubbele punt?
Met andere woorden: wanneer gebruik je deze?
Er zijn vier situaties.

Slide 5 - Open vraag

Theorie 
Na een dubbele punt volgt een:
- opsomming (Het begint altijd zo: inlopen, rekken en sprinten.)
- uitleg/voorbeeld (Je kunt kiezen: je doet mee of je krijgt ruzie.)
- gedachte (Terwijl ik wegliep, dacht ik: hoe kan dit nou?)
- citaat (De woordvoerder zei: 'Groen hangen is de toekomst.')
Na een dubbele punt volgt altijd een kleine letter, behalve als het om een naam of citaat gaat.

Slide 6 - Tekstslide

Theorie 
Aanhalingstekens gebruik je:
- bij een direct citaat
('Gebeurt er nog wat leuks hier?' vroeg mijn vriendin)
- als je een letterlijk stukje uit een tekst overneemt
('De krant berichtte: 'Extreem weer op oudjaarsdag.')
- als je een woord of zin bijzondere aandacht wilt geven 
(hoe spel je 'algoritme'?)

Slide 7 - Tekstslide

Wanneer gebruik je een hoofdletter? Noem drie zaken.

Slide 8 - Open vraag

Theorie 
Hoofdletters gebruik je:
- aan het begin van een zin; 
- bij eigennamen (personen, straten, merken, talen, volkeren, aardrijkskundige namen en afleidingen daarvan);
- bij feestdagen;

Slide 9 - Tekstslide

Pas op!
Bij de volgende vormen, moet je opletten:
- 's Zomers (aan het begin van de zin)

- een cijfer (aan het begin van de zin) 400 leerlingen gaan ...

- mevrouw Van de Heuvel / Jan van de Heuvel / de heer H. van Acht en mevrouw J. van Acht-de Boer

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Link