week 19 zelfstandig D2C

Buenos días
¿Qué vamos a hacer?
Je gaat zelfstandig aan de slag
met de opdrachten. Lees telkens
goed wat je moet doen.
¡Mucha suerte!
Martes, 9 de mayo
1 / 36
volgende
Slide 1: Tekstslide
SpaansMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

In deze les zitten 36 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 80 min

Onderdelen in deze les

Buenos días
¿Qué vamos a hacer?
Je gaat zelfstandig aan de slag
met de opdrachten. Lees telkens
goed wat je moet doen.
¡Mucha suerte!
Martes, 9 de mayo

Slide 1 - Tekstslide

Aan het einde van deze les ...
  • Weet ik hoe de vervoersmiddelen in het Spaans heten.
  • Weet ik hoe je de voorzetsels 
  a, de en en gebruikt. 
  • Weet ik hoe ik de hoeveelheidswoorden  vorm en gebruik. 
LEERDOELEN

Slide 2 - Tekstslide

A refrescar la memoria...
verbos y vocabulario

Slide 3 - Tekstslide

Vul in de volgende dia's de juiste vorm in van de werkwoorden.

Slide 4 - Tekstslide

ir, nosotros

Slide 5 - Open vraag

seguir, él

Slide 6 - Open vraag

jugar, yo

Slide 7 - Open vraag

conocer, yo

Slide 8 - Open vraag

coger, yo

Slide 9 - Open vraag

Vertaal de volgende woorden.

Slide 10 - Tekstslide

het vliegtuig

Slide 11 - Open vraag

te voet gaan

Slide 12 - Open vraag

de auto

Slide 13 - Open vraag

caro

Slide 14 - Open vraag

seguro

Slide 15 - Open vraag

cómodo

Slide 16 - Open vraag

Kies het juiste voorzetsel.

Slide 17 - Tekstslide

Estamos ……. la clase.
A
a
B
de
C
en

Slide 18 - Quizvraag

Vamos ….. Valencia.
A
a
B
de
C
en

Slide 19 - Quizvraag

Voy al colegio …. bici.
A
a
B
de
C
en

Slide 20 - Quizvraag

Vengo …. Madrid.
A
a
B
de
C
en

Slide 21 - Quizvraag

El libro está… la mesa.
A
a
B
de
C
en

Slide 22 - Quizvraag

A corregir
Kijk de volgende opdrachten zelf na en verbeter ze. 
maken: LE ej. 6.1, 6.5, 6.7, 6.8, 6.19

Slide 23 - Tekstslide

Uitwerking
6.1
a. el coche
b. el taxi
c. el tren
d. el autobús
e. el barco
f. el metro
g. la moto
h. el avión
i. la bicicleta
6.5
a. en = a
b. correct
c. correct
d. a = en
e. correct
f. en = a
6.7
b. en = plaats
c. en = plaats
d. en = vervoersmiddel
   a = richting
e. a = richting
   en = vervoersmiddel
f. en = plaats
   a = richting
   en = vervoersmiddel

Slide 24 - Tekstslide

uitwerking
6.8
b. ecológico
c. lento
d. rápido
e. barato
6.19
b. biblioteca
c. zapatería
d. farmacia
e. supermercado
f. gimnasio
g. museo

Slide 25 - Tekstslide

Bijwoorden van hoeveelheid
demasiado    =   teveel
Luisa trabaja demasiado.
mucho           = veel
Ana viaja mucho.
bastante        = aardig wat/tamelijk veel
Pedro estudia bastante
poco              = weinig
Rosa estudia poco.
Wat zijn bijwoorden?
woorden die iets zeggen over een werkwoord, een bijvoeglijk naamwoord of een ander bijwoord. Ze zijn onveranderlijk. 
Módulo pág. 36, 37, 38
Vul je Lista de vocabulario 3.5 in.

Slide 26 - Tekstslide

Slide 27 - Video

Bijvoeglijke naamwoorden van hoeveelheid.
demasiado, mucho, bastante, poco, kunnen ook bijvoeglijk gebruikt worden. Wat heb je geleerd over bijvoeglijke naamwoorden?
In tegenstelling tot een bijwoord veranderen ze wel. Ze passen zich aan aan het zelfstandig naamwoord waar ze bij staan. 

Slide 28 - Tekstslide

Bijvoeglijke naamwoorden van hoeveelheid
demasiado - demasiada - demasiados - demasiadas
mucho - mucha - muchos - muchas
bastante - bastantes
poco - poca - pocos - pocas
vb: mucha gente, bastantes libros, pocas chicas

Slide 29 - Tekstslide

muy
Muy is een bijwoord en het zegt iets over een bijvoeglijk naamwoord. Het versterkt het bijvoeglijk naamwoord. Het betekent dan heel of erg.
vb: La casa es grande = Het huis is groot.
      La casa es muy grande = Het huis is heel groot. 

Slide 30 - Tekstslide

Unos ejemplos

  • Me gusta mucho leer
  • En el armario hay muchos libros.

  • Está cansado porque duerme poco.
  • Hay pocas personas en la fiesta.

  • Hay demasiado café en la taza.
  • Hay demasiada Coca-Cola en el vaso.



Slide 31 - Tekstslide

Vul in: muy of mucho/a/os/as
1. Mi hermana es ................... simpática.
2. Tengo ...................... amigos.
3. En el parque hay ........................ gente.
4. Mi padre tiene un coche ................... bonito. 
5. En nuestro barrio hay ........................... casas. 
6. Mi amigo es.............. trabajador. Siempre estudia ................

Slide 32 - Tekstslide

Vul in: muy of mucho/a/os/as
1. Mi hermana es ..muy...... simpática.
2. Tengo ........muchos........ amigos.
3. En el parque hay .......mucha......... gente.
4. Mi padre tiene un coche .....muy......... bonito. 
5. En nuestro barrio hay ..........muchas........ casas. 
6. Mi amigo es...muy.... trabajador. Siempre estudia ...mucho...

Slide 33 - Tekstslide

A trabajar
maken: LA pág. 103 ej. 3 en 5
maken: LE ej. 6.1, 6.5, 6.7, 6.8, 6.19

Slide 34 - Tekstslide

Tarea final
Brochure over bezienswaardigheden Helmond.

Módulo pág. 11

Slide 35 - Tekstslide

¿Qué y cómo?
  • Grupos de 4 personas
  • min. 8 bezienswaardigheden moeten erin komen.
  • een stadswandeling --> gebiedende wijs
  • folder op papier 

Slide 36 - Tekstslide