In deze les zitten 14 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 45 min
Onderdelen in deze les
Nederlands
2TAB
Slide 1 - Tekstslide
timer
2:00
Je hebt 2 minuten om: - Je boeken te pakken
- Pen te pakken
- Toiletbezoek
- Iets uit het kluisje te halen
Slide 2 - Tekstslide
Wat gaan we doen vandaag?
- 10 minuten lezen
- Lesstof herhalen - Nieuwe lesstof: aanwijzend voornaamwoorden
- Aan de slag - Tijd over: Blooket
Aan het eind van de les: - Weet je wat voegwoorden zijn en hoe je ze kunt vinden - Herken je persoonlijk voornaamwoorden en bezittelijk voornaamwoorden
Slide 3 - Tekstslide
Slide 4 - Tekstslide
persoonlijk voornaamwoord
bezittelijk voornaamwoord
jullie
het
je
haar
hij
uw
ons
ze
hun
zijn
me
hem
Slide 5 - Sleepvraag
ik
mij
jouw
jou
hij
hem
haar
haar
wij
ons
jullie
jullie
zij
hun
Bezittelijk voornaamwoord
Persoonlijk voornaamwoord
Persoonlijk voornaamwoord
mijn
zijn
ons/onze
hun
jij
zij
jullie
Slide 6 - Sleepvraag
Wat zijn de aanwijzende voornaamwoorden?
A
deze, daar, dit, dat
B
dit, daar, doen, dat
C
deze, die, dit, dat
D
deze, die, dit, doei
Slide 7 - Quizvraag
Een aanwijzend voornaamwoord...
A
vraagt naar iets of iemand
B
verwijst naar iets of iemand maar je weet niet precies wie
C
wijst iets of iemand aan
D
bestaat helemaal niet
Slide 8 - Quizvraag
Vragend voornaamwoord
Er zijn 4 vragende voornaamwoorden:
wie, wat, welke en wat voor (een)
Slide 9 - Tekstslide
Sleep de woorden in het juiste vak
Vragend voornaamwoorden
Geen vragend voornaamwoord
Wie
Wat
Waar
Hoe
Welke
Wat voor
Wanneer
Slide 10 - Sleepvraag
aanwijzend voornaamwoord
vragend voornaamwoord
deze
wie
waar
dit
welk
die
wat
dat
Slide 11 - Sleepvraag
Persoonlijk
voornaamwoord
Vragend voornaamwoord
Aanwijzend
voornaamwoord
welke
die
jij
hij
wat
dat
wij
deze
wie
Slide 12 - Sleepvraag
Aan de slag
timer
15:00
Opdrachten afronden
Magister -> boek -> cursus grammatica -> paragraaf 7