HH 3.2 t/m 3.4 WO1 RZ

HH 3.2 t/m 3.4 WO1
1 / 14
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolmavoLeerjaar 2

In deze les zitten 14 slides, met tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

HH 3.2 t/m 3.4 WO1

Slide 1 - Tekstslide

HH les 3.2 t/m 3.4


Op Tafel: 
- Pen en schrift 
IPAD DICHT en plat op het bureau

Slide 2 - Tekstslide

Deze les: 
  • Inleveren briefopdracht
  • Historische vaardigheid oorzaak - gevolg
  • Herhalen/ leren voor de toets

Slide 3 - Tekstslide

Leerdoelen: 
  • Je kunt oorzaken en gevolgen van elkaar onderscheiden.

  • Je kunt onderscheid maken tussen aanleiding en directe en indirecte oorzaken.

  • Je kunt onderscheid maken tussen bedoelde en onbedoelde gevolgen.

Slide 4 - Tekstslide

Feniks, Geschiedenis Werkplaats, Memo, Saga

Slide 5 - Tekstslide

Historische vaardigheid oorzaak -gevolg
  • Historische gebeurtenissen en ontwikkelingen nooit zomaar; Ze hebben altijd oorzaken en gevolgen: 

  • Een oorzaak is een reden waarom iets gebeurt. 

  • Een gevolg is het latere effect van een gebeurtenis of ontwikkeling.


Oorzaak - gevolg
Historische gebeurtenissen en ontwikkelingen komen nooit zomaar uit de lucht vallen. Ook zijn ze nooit zomaar weer weg. Ze hebben altijd oorzaken en gevolgen. Een oorzaak is een reden waarom iets gebeurt. Een gevolg is het latere effect van een gebeurtenis of ontwikkeling.

Slide 6 - Tekstslide

Belangrijke en minder belangrijke oorzaken en gevolgen:
  • Een gebeurtenis of ontwikkeling heeft bijna nooit maar één oorzaak. 

  • Meestal is sprake van verschillende oorzaken. Sommige oorzaken zijn wel van meer belang dan andere.

  • Belangrijke en minder belangrijke oorzaken en gevolgen

Slide 7 - Tekstslide

Indirecte en directe oorzaken & aanleiding
  • indirecte oorzaken = oorzaken langer op de achtergrond een rol spelen

  • directe oorzaken = een directe oorzaak = meteen effect (merk je meteen)

  • De meest directe oorzaak heet de aanleiding. (laatste zetje) 
Direct, indirect en aanleiding
Ook maken we onderscheid tussen wat we noemen indirecte oorzaken – die al langer op de achtergrond een rol spelen – en directe oorzaken. Een directe oorzaak heeft meteen effect. De meest directe oorzaak heet de aanleiding. Dat is de 'druppel' die volgens het spreekwoord 'de emmer doet overlopen'.

Slide 8 - Tekstslide

bedoelde en onbedoelde gevolgen
  • bedoelde gevolgen = waarvan men hoopte dat ze zouden gebeuren

  • onbedoelde gevolgen = Dat zijn gevolgen die maar per ongeluk zijn gebeurd

Slide 9 - Tekstslide

Film en vragen: 
"Een kruitvat wordt gevuld"
==> 21 vragen op het vragenblad 
==> lees de vragen door, hiervoor heb je 2 minuten de tijd
==> vragen beantwoorden tijdens het afspelen van de film
==> vragen zelfstandig maken, aan het einde nabespreken
timer
2:00

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Video

nabespreken vragen
timer
5:00

Slide 12 - Tekstslide

Leerdoelen: 
  • Je kunt oorzaken en gevolgen van elkaar onderscheiden.

  • Je kunt onderscheid maken tussen aanleiding en directe en indirecte oorzaken.

  • Je kunt onderscheid maken tussen bedoelde en onbedoelde gevolgen.

Slide 13 - Tekstslide

Nu maken: 
3.5.1 vraag 1 t/m 5a 

Slide 14 - Tekstslide