In deze les zitten 14 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Onderdelen in deze les
Klinisch redeneren met orgaansystemen
Slide 1 - Tekstslide
Deze slide heeft geen instructies
Leerdoelen
Aan het einde van deze les kun je: - Klinisch redeneren toepassen op verschillende orgaansystemen - De verschillende orgaansystemen beschrijven - De symptomen die bij verschillende orgaansystemen horen identificeren
Slide 2 - Tekstslide
Introduceer de leerdoelen van de les en leg uit waarom het belangrijk is om te leren klinisch redeneren met orgaansystemen.
Wat weet je al over klinisch redeneren met orgaansystemen?
Slide 3 - Woordweb
Deze slide heeft geen instructies
Wat is klinisch redeneren?
Klinisch redeneren is het proces waarbij een zorgverlener informatie verzamelt, analyseert en interpreteert om tot een diagnose te komen.
Slide 4 - Tekstslide
Leg uit wat klinisch redeneren is en waarom het belangrijk is voor zorgverleners om dit te kunnen doen.
Orgaansystemen
Het menselijk lichaam bestaat uit verschillende orgaansystemen, waaronder: - Het cardiovasculaire systeem - Het respiratoire systeem - Het digestieve systeem - Het urinaire systeem - Het musculoskeletale systeem - Het zenuwstelsel
Slide 5 - Tekstslide
Beschrijf de verschillende orgaansystemen en leg uit waarom het belangrijk is om klinisch redeneren toe te passen op deze systemen.
Cardiovasculaire systeem
Het cardiovasculaire systeem bestaat uit het hart en de bloedvaten. Symptomen die hierbij kunnen horen zijn bijvoorbeeld pijn op de borst, kortademigheid en vermoeidheid.
Slide 6 - Tekstslide
Beschrijf het cardiovasculaire systeem en geef voorbeelden van symptomen die hierbij kunnen horen.
Respiratoire systeem
Het respiratoire systeem bestaat uit de longen en de luchtwegen. Symptomen die hierbij kunnen horen zijn bijvoorbeeld hoesten, kortademigheid en piepende ademhaling.
Slide 7 - Tekstslide
Beschrijf het respiratoire systeem en geef voorbeelden van symptomen die hierbij kunnen horen.
Digestieve systeem
Het digestieve systeem bestaat uit de maag, darmen en andere organen die helpen bij de vertering van voedsel. Symptomen die hierbij kunnen horen zijn bijvoorbeeld buikpijn, diarree en braken.
Slide 8 - Tekstslide
Beschrijf het digestieve systeem en geef voorbeelden van symptomen die hierbij kunnen horen.
Urinaire systeem
Het urinaire systeem bestaat uit de nieren, urineleiders, blaas en urethra. Symptomen die hierbij kunnen horen zijn bijvoorbeeld pijn bij het plassen, bloed in de urine en frequent urineren.
Slide 9 - Tekstslide
Beschrijf het urinaire systeem en geef voorbeelden van symptomen die hierbij kunnen horen.
Musculoskeletale systeem
Het musculoskeletale systeem bestaat uit botten, spieren, pezen en ligamenten. Symptomen die hierbij kunnen horen zijn bijvoorbeeld pijn, stijfheid en zwakte.
Slide 10 - Tekstslide
Beschrijf het musculoskeletale systeem en geef voorbeelden van symptomen die hierbij kunnen horen.
Zenuwstelsel
Het zenuwstelsel bestaat uit de hersenen, het ruggenmerg en de zenuwen. Symptomen die hierbij kunnen horen zijn bijvoorbeeld hoofdpijn, duizeligheid en tintelingen.
Slide 11 - Tekstslide
Beschrijf het zenuwstelsel en geef voorbeelden van symptomen die hierbij kunnen horen.
Schrijf 3 dingen op die je deze les hebt geleerd.
Slide 12 - Open vraag
De leerlingen voeren hier drie dingen in die ze in deze les hebben geleerd. Hiermee geven ze aan wat hun eigen leerrendement van deze les is.
Schrijf 2 dingen op waarover je meer wilt weten.
Slide 13 - Open vraag
De leerlingen voeren hier twee dingen in waarover ze meer zouden willen weten. Hiermee vergroot je niet alleen betrokkenheid, maar geef je hen ook meer eigenaarschap.
Stel 1 vraag over iets dat je nog niet zo goed hebt begrepen.
Slide 14 - Open vraag
De leerlingen geven hier (in vraagvorm) aan met welk onderdeel van de stof ze nog moeite. Voor de docent biedt dit niet alleen inzicht in de mate waarin de stof de leerlingen begrijpen/beheersen, maar ook een goed startpunt voor een volgende les.