Engelse werkwoorden

Lesplanning werkwoordspelling 

Uitleg theorie
Oefenen
Einde les
1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo k, gLeerjaar 3

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Lesplanning werkwoordspelling 

Uitleg theorie
Oefenen
Einde les

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Lesdoel
Aan het einde van de les weet je hoe je Engelse werkwoorden moet vervoegen.

Waarom?  Omdat wij veel werkwoorden gebruiken uit de Engelse taal.

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Welke uitgang krijg je in de tegenwoordige tijd bij de Nederlandse werkwoordspelling?

ik - jij/hij/zij - wij

Slide 3 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke uitgang krijg je in de verleden tijd bij de Nederlandse werkwoordspelling zwakke werkwoorden?

ik - jij/hij/zij - wij

Slide 4 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoe werkt 't ex kofschip bij de Nederlandse werkwoordspelling?

Slide 5 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Engelse werkwoorden
Je spelt ze in principe hetzelfde als de Nederlandse werkwoorden, namelijk:
TT
Ik vorm - Ik vorm + t - hele werkwoord

VT
Ik vorm + te/ten - Ik vorm + de/den ('t ex kofschip)

VDW
't ex kofschip of verlengproef 

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Engelse werkwoorden
  • Soms haal je -n van het werkwoord af om de ik-vorm te krijgen.

racen - ik race (niet: ik rac) - hij racet 
timen - ik time (niet: ik tam) - hij timet

Bij het vervoegen van Engelse werkwoorden, let je op de uitspraak

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Engelse werkwoorden
  • Bij de verleden tijd kijk je naar de laatste letter van de stam. 
  • 't ex kofschip
  • Ja? + te(n)
  • Nee? + de(n)

racen -> racete
timen -> timede

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Engelse werkwoorden
  • Soms schrijf je twee medeklinkers om duidelijk te maken dat een woord op z'n Engels uitgesproken wordt.
Je zegt (Engelse uitspraak):

paintballen - ik paintball - hij paintballt
passen - ik pass - hij passt


Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Let op de uitspraak 
Wat is de verleden tijd van exposen? 


Slide 10 - Tekstslide

Exposede 
Hoe spel je Engelse werkwoorden?
A
Volgens de Nederlandse spellingsregels
B
Volgens de Engelse spellingsregels
C
Volgens aparte spellingsregels
D
Hangt af van het woord. Sommige spelling volgens Nederlandse regels, andere Engels.

Slide 11 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Engelse werkwoorden

Hij ...(racen - vt).
A
Hij racte.
B
Hij racette.
C
Hij racde.
D
Hij racete.

Slide 12 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Engelse werkwoorden

Hij heeft de bal over het net (smashen).
A
gesmasht
B
gesmashed
C
gesmashet
D
gesmashd

Slide 13 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Engelse werkwoorden

Wij hebben (paintballen)
A
gepaintbald
B
gepaintballd

Slide 14 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Engelse werkwoorden

Jij (deleten-tt)
A
deletet
B
delet
C
deletete
D
delete

Slide 15 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Engelse werkwoorden

Hij (timen - vt)
A
timde
B
timdde
C
timete
D
timede

Slide 16 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Engelse werkwoorden

Wij hebben (basketballen)
A
gebasketballd
B
gebasketbald

Slide 17 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Engelse werkwoorden

Ik heb al die oude contacten (vdw)


A
gedelete
B
gedeleted
C
gedeletet

Slide 18 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Engelse werkwoorden

Jij (deleten-tt)
A
deletet
B
delet
C
deletete
D
delete

Slide 19 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat ga je doen?
Taalblokken maken opdrachten Engelse werkwoorden 

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies