De ontkenning: niet/geen les 17 klare taal

De ontkenning: niet/geen
1 / 28
volgende
Slide 1: Tekstslide
NT2Secundair onderwijs

In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

De ontkenning: niet/geen

Slide 1 - Tekstslide

Niet 1
Niet staat vaak achteraan in de zin.
Niet hoort dan bij het werkwoord.
Ik kom morgen niet
Ik koop dat boek niet.

Slide 2 - Tekstslide

Niet 2
Niet kan ook voor een bijvoeglijk naamwoord staan, (als het bijvoeglijk naamwoord bij het werkwoord hoort) of voor een woordgroep staat.

Hij is niet rijk.
Hij gaat niet met vakantie.

Slide 3 - Tekstslide

Geen 1
Geen wordt altijd gevolgd door een zelfstandig naamwoord, ook als er bijvoeglijknaamwoord er tussen staat.

 Ik heb geen fiets.     Ik heb geen rode fiets 
 Wij hebben geen jas.  Wij hebben geen warme jas.
 De man drinkt geen water. De man drinkt geen koude water.

Slide 4 - Tekstslide

Geen 2
Bij stofnamen wordt altijd geen gebruikt.

Ik lust geen koffie.
Ik gebruik geen suiker.
Ik heb geen papier nodig.
Ik heb geen zeep nodig om mijn handen te wassen.

Slide 5 - Tekstslide

Niet wordt gebruikt om een .............
te ontkennen
A
een zelfstandig naamwoord
B
een werkwoord

Slide 6 - Quizvraag

Geen wordt gebruikt om een ....................
te ontkennen.
A
Een zelfstandig naamwoord
B
Een werkwoord

Slide 7 - Quizvraag

Welke ontkenning is juist?

Ik lust ... appels.
A
Geen
B
Niet

Slide 8 - Quizvraag

Welke ontkenning is juist?

Ik heb ... auto.
A
Niet
B
Geen

Slide 9 - Quizvraag

Welke ontkenning is juist?

Ik durf dat ...
A
Niet
B
Geen

Slide 10 - Quizvraag

Wat is juist?

Ik heb ... jurk.
A
Niet
B
Geen

Slide 11 - Quizvraag

Welke ontkenning is juist?

Ik vind mijn broek ...
A
Geen
B
Niet

Slide 12 - Quizvraag

Welke ontkenning is juist?

Ik draag een broek.
A
Ik draag geen graag een broek.
B
Ik draag niet graag een broek.

Slide 13 - Quizvraag

Welke ontkenning is juist?

Die schoen is nieuw.
A
Die schoen is niet nieuw.
B
Die schoen is geen nieuw.

Slide 14 - Quizvraag

Welke ontkenning is juist?

Ik wil een kopje thee.
A
Ik wil niet kopje thee.
B
Ik wil geen kopje thee.

Slide 15 - Quizvraag

Welke ontkenning is juist?

Ik koop mijn kleren in de winkel.
A
Ik koop mijn kleren geen in de winkel.
B
Ik koop mijn kleren niet in de winkel.

Slide 16 - Quizvraag

Welke ontkenning is juist?

Ik strijk mijn kleren.
A
Ik strijk mijn kleren geen.
B
Ik strijk geen mijn kleren.
C
Ik strijk mijn kleren niet.
D
Ik niet mijn kleren strijken.

Slide 17 - Quizvraag

Ik heb geen jurk.
Juist
Fout

Wij dragen geen muts.
Ik betaal mijn broek niet.
Wij hebben niet rok.
Ik lust niet koffie.
Jullie dragen geen kostuum.
Wij eten niet frietjes.

Slide 18 - Sleepvraag

Maak zelf een ontkenning.

Ik eet graag een banaan.

Slide 19 - Open vraag

Maak zelf een ontkenning.

Ik draag graag een T-shirt.

Slide 20 - Open vraag

Maak zelf een ontkenning.

Ik ben blij.

Slide 21 - Open vraag

Maak zelf een ontkenning.

Ik wil suiker in mijn koffie.

Slide 22 - Open vraag

Maak zelf een ontkenning.

Ik draag vandaag een muts en een sjaal.

Slide 23 - Open vraag

Maak zelf een ontkenning.

Ik speel graag basketbal.

Slide 24 - Open vraag

Maak zelf een ontkenning.

Ik ga graag naar een kledingwinkel.

Slide 25 - Open vraag

Maak zelf een ontkenning.

Ik heb een broer en een zus.

Slide 26 - Open vraag

Ik kan de woorden niet en geen goed in een zin gebruiken.
0100

Slide 27 - Poll

Zelfstandigwerken
Klare taal
Les 17 maken
Ben je klaar dan ga je verder in klare taal waar je tot nu bent gebleven!!!

Slide 28 - Tekstslide