College 11 & 12 Strafrecht

College 11: Onderzoek ter terechtzitting
Week 7: 24 mei t/m 28 mei 2021
Jaar 2
MG
1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
RechtMBOStudiejaar 2

In deze les zitten 18 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

College 11: Onderzoek ter terechtzitting
Week 7: 24 mei t/m 28 mei 2021
Jaar 2
MG

Slide 1 - Tekstslide

Planning:
1. Bespreken huiswerk
2. Leerdoelen deze week
3. Theorie bespreken
4. Huiswerk

Slide 2 - Tekstslide

Leerdoelen van deze week:
1.  De student weet wat er wordt bedoelt met absolute en relatieve competentie.
2. De student weet wat een dagvaarding is.
3. De student heeft een globaal beeld van het verloop van de zitting.
4. De student weet wat er wordt bedoelt met de 4 materiele en 4 formele vragen. 
5. De student weet welke rechtsmiddelen ingezet kunnen worden

Slide 3 - Tekstslide

Vorige les:
Hadden we het over het strafproces...

Slide 4 - Tekstslide

Absolute en relatieve competentie
Als het OM besluit tot vervolging van de verdachte over te gaan. Dan moet hij eerst uitzoeken voor welke rechter de zaak zal dienen.
Absolute competentie: Welke type rechtbank en rechter  moet de zaak behandelen?
Relatieve competentie: Is het duidelijk welke rechter de zaak moet behandelen dan moet alleen worden vastgesteld waar, welke plaats.

Slide 5 - Tekstslide

Absolute competentie:
Kantonrechter: behandelt overtredingen
Politierechter: alleensprekende rechter die misdrijven behandelt waar maximaal 1 jaar gevangenisstraf voor staat.
Meervoudige strafkamer: minimaal 3 rechters
Rechtbank > Gerechtshof > Hoge Raad

Slide 6 - Tekstslide

Relatieve competentie:
Gelden 2 uitgangspunten:
1: Woonplaats van de verdachte
2. De plaats waar de verdachte het strafbaar feit heeft gepleegd.
Verschil arrondissement (werkgebied RB) en ressort (werkgebied gerechtshoven)

Slide 7 - Tekstslide

Dagvaarding: 3 functies
1. Oproep aan de verdachte om op een bepaalde dag en tijdstip voor de rechter te verantwoorden.
2. Tenlastelegging: Nauwkeurige omschrijving van de beschuldiging.
3. Informatie over de rechten: raadsman meenemen en getuigen laten oproepen. (pag. 156)

Slide 8 - Tekstslide

Verloop van zitting:
Schema staat in je boek: pagina 157, 158.

Slide 9 - Tekstslide

Positie van het slachtoffer:
Mogelijkheid tot voegen in de strafzaak ivm schadevergoeding. De strafrechter doet dan ook gelijk uitspraak over de vordering (schade)
Spreekrecht (alleen bij zware misdrijven)

Slide 10 - Tekstslide

Strafzaak tegen een minderjarige:
1. Behandelt achter gesloten deuren
2. Alleensprekende kinderrechter (wordt je niet zomaar, veel ervaring en extra opleiding).
3. Verdachte is samen met ouders verplicht om op de zitting te komen.

Slide 11 - Tekstslide

Beraadslaging: 4 formele vragen
art 348 en 350 Sv
1. Is de dagvaarding geldig?
2. Is de rechter bevoegd om kennis te nemen van de zaak?
3. Is het Openbaar Ministerie ontvankelijk?
4. Is er een reden om de vervolging te schorsen? 
Pas als de rechter deze vragen heeft beantwoord met een Ja, wordt er gekeken naar de inhoud van de zaak. 

Slide 12 - Tekstslide

De 4 materiele vragen
1. Is er wettig en overtuigend bewijs dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft gepleegd?
2. Welk strafbaar feit levert dit bewezen feit volgens de wet op?
3. Is de verdachte strafbaar?
4. Wordt er een straf of maatregel opgelegd?

Slide 13 - Tekstslide

Uitspraak van de rechter:
1. Vrijspraak: er is niet voldoende wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft gepleegd. 
2. Veroordeling: 
3. Ontslag van alle rechtsvervolging: strafuitsluitingsgrond

Slide 14 - Tekstslide

Door welke rechter van de rechtbank worden overtredingen behandeld?
A
door de strafkamer van de rechtbank
B
door de kantonrechter van de rechtbank
C
door de politierechter van de rechtbank
D
door de voorzieningenrechter van de rechtbank

Slide 15 - Quizvraag

Vanaf welke leeftijd kunnen kinderen door de rechter worden gestraft?
A
10 jaar
B
14 jaar
C
12 jaar
D
16 jaar

Slide 16 - Quizvraag

Het tweede lid van art. 27 Wetboek van Strafvordering bepaalt, dat 'daarna als verdachte wordt
aangemerkt degene tegen wie de vervolging is gericht'. Wat wordt in dit verband met 'vervolging' bedoeld?
A
het moment waarop de verdachte in verzekering wordt gesteld
B
het moment waarop de verdachte wordt aangehouden
C
het moment waarop door het Openbaar Ministerie een rechter in de zaak wordt betrokken
D
het moment waarop de verdachte door de rechtbank een straf krijgt opgelegd

Slide 17 - Quizvraag

Slide 18 - Tekstslide