Personages

• Nederlands
• Secundair onderwijs

Vraag 13: 

Is er een vampier in de klas?

"Meisjes hebben geen verstand van techniek."

1. vooroordeel
2. stereotype
3. feit

"Vrouwen horen het huishouden te doen."

1. feit
2. vooroordeel
3. cliché
4. stereotype

Om welke stereotiepe voorstelling gaat het hier?

1. Vrouwen rijden veel te hard.
2. Vrouwen kunnen niet autorijden.
3. Vrouwen rijden beter dan mannen.
4. Vrouwen dragen vaak een zonnebril tijdens het autorijden.

Wat kan je vertellen over deze persoon?

Een personage kun je leren kennen door:

1.  een beschrijving van uiterlijke of waarneembare zaken 
2. een beschrijving van zijn of haar innerlijk leven of karakter 
3. de beschrijving van wat anderen over het personage denken of zeggen 

= protagonist (hoofdpersonage)

Hoe wordt deze persoon voorgesteld?

Een personage kan ook met zowel positieve als negatieve eigenschappen gepresenteerd worden = karakter

Soms kan een personage getypeerd worden door één opvallende karaktertrek = type

Hoe worden de 'overige personen' genoemd?

In een verhaal gaat het vooral over de hoofdrolspeler (protagonist)

De overige figuren zijn de nevenfiguren (de figuranten). 

en de tegenspeler (antagonist). 

Personages

De protagonist(en) of hoofdspeler(s)

• "de held" bv. Boma

De antagonist(en) of tegenspeler(s)

• "de vijand" bv. DDT of Fernand

Een type is ook een statisch personage. Er zit weinig of geen evolutie in.

= flat character of plat personage

Een karakter is dynamischer. Er zit veel beweging in.

= round character of vol personage