AFP Cardio 03

Op welke grote ader komen alle aders uit de achterste helft van
het lichaam samen?
A
De aorta
B
De onderste holle ader
C
De liesslagader
D
De bovenste holle ader
1 / 21
volgende
Slide 1: Quizvraag
DierverzorgingMBOStudiejaar 2

In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Op welke grote ader komen alle aders uit de achterste helft van
het lichaam samen?
A
De aorta
B
De onderste holle ader
C
De liesslagader
D
De bovenste holle ader

Slide 1 - Quizvraag

Antwoord: 
Dit is juist. De kleine adertjes uit het haarvatennet voegen zich weer samen tot grotere aders. Het bloed uit de achterste helft (staartzijde) van het lichaam komt uit in de onderste holle
ader of vena cava posterior.

Slide 2 - Tekstslide

Wat is de taak van haarvaten?
A
uitwisseling van stoffen tussen de organen en de bloedsomloop
B
bloed van het hart naar de organen toe voeren
C
bloed van de darmen naar de lever toe voeren
D
bloed van de organen af naar het hart toe voeren

Slide 3 - Quizvraag

Antwoord: 
Dit is juist. De haarvaten zorgen ervoor dat de stoffen die elke cel nodig heeft uit de bloedbaan naar die cellen toe kunnen komen. Ook zorgen de haarvaten ervoor dat de
afvalstoffen uit de lichaamscellen worden afgevoerd.

Slide 4 - Tekstslide

Wat zijn de functies van het lymfevaatstelsel?

Slide 5 - Open vraag

Wat is lymfe?
A
het overschot aan vocht dat vanuit het bloed uit de haarvaten geperst wordt
B
het vocht dat overblijft wanneer alle cellen uit het bloed worden verwijderd
C
een afvalstof van de bloedbaan
D
lichaamsvocht dat zorgt voor de afvoer van infectieuze stoffen

Slide 6 - Quizvraag

Antwoord:
Dit is juist. Er wordt voortdurend iets meer vocht uit de haarvaten geperst dan er aan het eind wordt terug gezogen. Je noemt dit overshot aan vocht lymfe.

Slide 7 - Tekstslide

Welke lymfeknoop verwacht je dat er vergroot is bij een dier met
en kieswortelontsteking?
A
de oksellymfeklier (lymphonodus axillaris)
B
de schouderlymfeklier (lymphonodus prescapularis)
C
de keelholtelymfeklier (lymphonodus mandibularis)
D
de liesholtelymfeklier (lymphonodus inguinalis)

Slide 8 - Quizvraag

Antwoord:
Dit is juist. Bij een ontsteking van een kieswortel is de keelholtelymfeklier (lymphonodus mandibularis) de dichtstbij gelegen lymfeknoop. Deze zal daarom als eerste reageren op de
bacteriën bij de ontsteking met een ophoping van witte bloedcellen in de lymfeknoop.

Slide 9 - Tekstslide

In welke slagaders is de bloeddruk het hoogst?
A
kleine slagaders
B
slagaders met een dunne wand
C
grote slagaders
D
in alle slagaders is de bloeddruk gelijk.

Slide 10 - Quizvraag

Antwoord:
Dit is juist. Grote slagaders hebben per verzorgingsgebied en kleinere doorsnede dan kleine slagaders. Er stroomt wel dezelfde hoeveelheid bloed door deze slagaders, waardoor de
druk in de grote slagaders groter is.

Slide 11 - Tekstslide

De wand van een ader is dunner dan die van een slagader.
Waarom is dit geen probleem?
A
De hoeveelheid bloed die door aders stroomt is kleiner dan die door slagaders stroomt.
B
De wand van aders bevat en niet-doorlatende beschermlaag.
C
De bloeddruk in aders is veel lager dan die in slagaders.
D
er zou anders te veel wrijving zijn, waardoor het bloed niet naar het hart toe vervoerd kan worden.

Slide 12 - Quizvraag

Antwoord:
 Doordat de bloeddruk in de adres lager is dan in de slagaders, stroomt het bloed langzamer en hebben de aders geen dikke spierlaag in hun wand nodig.

Slide 13 - Tekstslide

Waarom stroomt bloed in de aders niet terug naar de organen?
A
Zwaartekracht heeft geen effect op de bloedstroom in de aders.
B
De wand van de aders bevat trilharen die het bloed richting het hart bewegen.
C
De bloeddruk in de aders is hier te hoog voor.
D
Kleppen in de aders verhinderen het terugstromen van bloed.

Slide 14 - Quizvraag

Antwoord:
Het bloed kan niet terugstromen doordat de kleppen het bloed alleen richting het
hart doorlaten. Tevens wordt het bloed door de lagere druk in de borstholte in de richting
van het hart gezogen.

Slide 15 - Tekstslide

Wat zijn kenmerken van en slagaderlijke bloeding?
A
Het bloed is lichtrood.
B
Het bloed spuit uit het bloedvat.
C
bloed verlaat het bloedvat met afwisselend krachtige en minder krachtige stralen.
D
Alle antwoorden zijn juist.

Slide 16 - Quizvraag

Welke klachten passen bij hartfalen?
A
benauwd, blauwachtige slijmvliezen, snel moe
B
braken, benauwd, lusteloos
C
puntbloedingen, bleke slijmvliezen, wankele gang
D
bloedverlies in het rime van de hartslag

Slide 17 - Quizvraag

Wat zijn de twee meest voorkomende verkregen hartaandoeningen
bij de hond?
A
DCM en HCM
B
aorta stenose en DCM
C
mitralisinsufficiëntie en DCM
D
pulmonalis stenosi en mitralisinsufficiëntie

Slide 18 - Quizvraag

Wat is de meest voorkomende verkregen hartaandoening bij de
kat?
A
HCM
B
DCM
C
mitralisinsufficiëntie
D
aorta stenose

Slide 19 - Quizvraag

Wat is GEEN mogelijke oorzaak van een endocarditis?
A
Scherp-in
B
pericardovervulling
C
huidontsteking
D
gewrichtsontsteking

Slide 20 - Quizvraag

Welke hartaandoening kan een kat krijgen door vegetarisch eten?

Slide 21 - Open vraag