Signaalwoorden

Signaalwoorden en tekstdoelen
Extra oefening op basis van jullie check-outkaart
1 / 33
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo, mavo, havo, vwoLeerjaar 1-4

In deze les zitten 33 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Signaalwoorden en tekstdoelen
Extra oefening op basis van jullie check-outkaart

Slide 1 - Tekstslide

Doel
Je herkent signaalwoorden en de daarbij horende verbanden.
Je kunt de 3 tekstsoorten herkennen (en ook verschillende tekstvormen daarbinnen)

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Video

Wat is een signaalwoord?
• Verbindingswoorden (niet altijd 1 woord!) 
•Signaalwoorden geven het verband aan tussen zinsdelen, zinnen en alinea’s.
•"Verkeersborden" in een tekst.
• Ze laten je weten wat er gaat gebeuren en waar je op moet letten.

Slide 4 - Tekstslide

Je krijgt nu een tekst. 
Lees deze nu eerst oriënterend (1 minuut). Je schrijft op wat het onderwerp van je tekst is en welke tekstsoort en tekstvorm.

(log daarna in op lessonup)

Slide 5 - Tekstslide

Wat is van jouw tekst het onderwerp en de tekstsoort (welke van de drie soorten?)? Bonus als je ook de tekstvorm kunt benoemen.

Slide 6 - Open vraag

Nu lees je de tekst grondig (8 minuten)
Onderstreep de hoofdgedachte of schrijf hem erbij. Onderstreep ook alle signaalwoorden die je tegenkomt.

Check hoofdgedachte en onderstreepte signaalwoorden met je buurman/vrouw.
timer
8:00

Slide 7 - Tekstslide

Wat is de hoofdgedachte van je tekst?

Slide 8 - Open vraag

Noem een verband dat je in je tekst hebt ontdekt, en de daarbij horende signaalwoorden

Slide 9 - Open vraag

Noem NOG een verband dat je in je tekst hebt ontdekt, en de daarbij horende signaalwoorden

Slide 10 - Open vraag

Noem NOG een verband dat je in je tekst hebt ontdekt, en de daarbij horende signaalwoorden

Slide 11 - Open vraag

Ik herken de tekstsoorten en -vormen.
😒🙁😐🙂😃

Slide 12 - Poll

Ik herken de signaalwoorden.
😒🙁😐🙂😃

Slide 13 - Poll

Ik herken de verbanden.
😒🙁😐🙂😃

Slide 14 - Poll

Tot slot:
- knip je schema met signaalwoorden, verbanden en voorbeelden volgens de lijntjes in 39 stukjes.
- schud ze (bijv in je laptoptas
- puzzel ze weer aan elkaar!
WIE HET EERST KLAAR IS, WINT IETS LEKKERS!

Slide 15 - Tekstslide

Tijdsvolgorde
Chronologie

Voordat, nadat, eerst, daarna, wanneer, vroeger.

Slide 16 - Tekstslide

Welk signaalwoord past in de zin?

[........] ik kan gaan koken, moet ik eerst nog boodschappen doen.
A
Nadat
B
Voordat
C
Eerst
D
Want

Slide 17 - Quizvraag

Opsomming
En, ook, ten eerste, ten tweede, daarnaast, bovendien

Slide 18 - Tekstslide

Welk signaalwoord past in de zin?

Ik kan niet naar het feest, omdat ik een sportafspraak heb. [.......] heb ik nog huiswerk te doen.
A
en
B
Daarnaast
C
Bovendien
D
want

Slide 19 - Quizvraag

Tegenstelling
Zo, evenals, in vergelijking met, soortgelijk(e), maar, echter, daarentegen

Slide 20 - Tekstslide

Welk signaalwoord past in de zin?
Pizza met tonijn vind ik vreselijk. Een pizza met ham vind ik [.......] heerlijk.
A
in tegenstelling tot
B
ondanks
C
echter
D
behalve

Slide 21 - Quizvraag

Oorzaak – gevolg
Door, doordat, waardoor

Slide 22 - Tekstslide

Welk signaalwoord past in de zin?

De PVV heeft hele extreme standpunten, .... veel partijen niet met hen willen samenwerken.
A
omdat
B
dus
C
aangezien
D
waardoor

Slide 23 - Quizvraag

Doel – middel
Om (te), daarmee, waarmee, door middel van

Slide 24 - Tekstslide

Welk signaalwoord past in de zin:

De taalvaardigheid van jongeren zal verbeteren, [......] ze fictie lezen.
A
waarmee
B
ALS
C
door middel van
D
vandaar dat

Slide 25 - Quizvraag


Voorbeeld/ toelichting
Een voorbeeld ( hier)van, ter illustratie, bijvoorbeeld, zoals

Slide 26 - Tekstslide

Welk signaalwoord past in de zin:
Iedere partij heeft een eigen standpunt t.o.v. het onderwijs : De leraren moeten ....meer salaris krijgen.
A
aangezien
B
omdat
C
want
D
bijvoorbeeld

Slide 27 - Quizvraag

Verklaring / argument
Want, omdat, daarom, vanwege, immers,

Slide 28 - Tekstslide

Welk signaalwoord past in de zin?

Mensen stemmen in een hokje achter een gordijn, ... hun privacy.
A
omdat
B
vanwege
C
want
D
immers

Slide 29 - Quizvraag

Voorwaarde
Als, wanneer, tenzij, in (voor) het geval dat, mits

Slide 30 - Tekstslide

Welk signaalwoord past in de zin:
... iemand zich niet kan legitimeren, mag hij/zij ook niet gaan stemmen.
A
Als
B
Tenzij
C
Bijvoorbeeld
D
Want

Slide 31 - Quizvraag

Samenvatting / conclusie
Samengevat, kortom, dus, al met al, vandaar dat

Slide 32 - Tekstslide

Welk signaalwoord past in de zin:
..... hoop ik dat jullie nu begrijpen wat signaalwoorden zijn.
A
Al met al
B
Vandaar dat
C
Aan het eind
D
Tenzij

Slide 33 - Quizvraag