Lezen §1.3

1 / 23
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Welke begrippen ken je nog van leesvaardigheid?

Slide 2 - Woordweb

Wat moet je weten?

- wat een artikel, een nieuwbericht en een betoog zijn

- onderwerp en hoofdgedachte

- opbouw van alinea's herkennen

- functie van inleiding en slot herkennen

- tekstverbanden herkennen


- tekstdoel, tekstsoort en tekstvorm herkennen

- een tekst kritisch lezen

- het leespubliek van een tekst herkennen

- objectieve en subjectieve argumenten herkennen

- hoe je argumenten kritisch kunt lezen

- argumenten, tegenargumenten en weerleggingen herkennen

Slide 3 - Tekstslide

Wat is een tekstvorm?
A
informeren
B
informatieve tekst
C
nieuwsbericht

Slide 4 - Quizvraag

Artikel
Een artikel is een tekstvorm horende bij het tekstdoel informeren.  Een artikel geeft dus  vooral objectieve informatie. 

In een artikel geeft de schrijver uitleg over een onderwerp

Een artikel wordt ook wel een uiteenzetting genoemd.

Slide 5 - Tekstslide

Een artikel kan: 
  • Een verklaring geven van een verschijnsel (verklaringsstructuur)  --> extreme droogte
  • Het antwoord geven op een feitelijke vraag --> Steekt een struisvogel bij gevaar echt zijn kop in het zand?
  • Oorzaken en gevolgen van een probleem behandelen (probleem-oplossingsstructuur) --> schooluitval
  • Uitleg geven over de inhoud en de resultaten van een onderzoek --> onderzoek over koopverslaving.
  •  De ontwikkeling of verandering van een verschijnsel beschrijven in verschillende perioden: vroeger/nu, nu/toekomst --> treinreizen nu en vroeger. 

Slide 6 - Tekstslide

Noem een structuur van een artikel.

Slide 7 - Open vraag

Wat is de hoofdgedachte van een tekst?

Slide 8 - Open vraag

Onderwerp en hoofdgedachte
Onderwerp 
Hoofdgedachte
waar de tekst over gaat
Belangrijkste wat de schrijver over het onderwerp zegt
1 of een paar woorden
(geen werkwoord)
1 of 2 zinnen
(onder)titel van de tekst en/of inleiding/slot
inleiding of in de slotalinea (soms combineren)

Slide 9 - Tekstslide

Hoofdgedachte

Slide 10 - Tekstslide

Welke zinnen uit een alinea kunnen de kernzin zijn?

Slide 11 - Open vraag

Voorkeursplaatsen kernzin
  • De kernzin is de eerste zin van de alinea, daarna volgt uitleg. 
  • De kernzin is de tweede (soms zelfs de derde) zin van de alinea, daarna volgt uitleg. De eerste zin is dat een inleidende zin. 
  • De kernzin is de laatste zin van de alinea. Het is een soort conclusie. 
Twijfel je? Ga na welke zin de alinea wordt toegelicht!

Slide 12 - Tekstslide

Herhaling: in een artikel geeft de schrijver uitleg over een onderwerp.
A
waar
B
niet waar

Slide 13 - Quizvraag

Herhaling: in een artikel staat vooral subjectieve informatie.
A
waar
B
niet waar

Slide 14 - Quizvraag

Herhaling: welke structuur past NIET bij een artikel?
A
Verklaring geven voor een verschijnsel.
B
Oorzaken en gevolgen bespreken van een probleem.
C
Uitleg geven over de inhoud en resultaten van een onderzoek.
D
Argumenten geven bij de mening van de schrijver.

Slide 15 - Quizvraag

Herhaling: de hoofdgedachte vind je meestal in de kern van de tekst.
A
waar
B
niet waar

Slide 16 - Quizvraag

Op welke plaatsen kan je een kernzin vinden?

Slide 17 - Open vraag

Wat is het doel van de inleiding (wat is de functie?)

Slide 18 - Woordweb

Wat is een aanleiding?
A
uitleg wat de reden of oorzaak is.
B
informatie waarmee een mening wordt onderbouwd
C
antwoord op een vraag die eerder is gesteld
D
De reden om een tekst te schrijven

Slide 19 - Quizvraag

Functies van de inleiding:
Wat is een functie van de inleiding?
A
Conclusie geven
B
Centrale vraag stellen
C
Waarschuwing geven
D
mening van de schrijver te geven

Slide 20 - Quizvraag

Wat is niet een functie van de inleiding?
A
Aandacht trekken
B
Samenvatting van de inhoud geven
C
De centrale vraag stellen
D
Een conclusie trekken

Slide 21 - Quizvraag

Wat is GEEN functie van een slot?
A
aanbeveling/advies
B
conclusie
C
samenvatting
D
anekdote (kort/leuk verhaaltje)

Slide 22 - Quizvraag

Tekstverbanden (blz. 33)

Slide 23 - Tekstslide