Aanhalingstekens: Hoe gebruik je aanhalingstekens in een zin?

Aanhalingstekens: Hoe gebruik je aanhalingstekens in een zin?
1 / 19
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsBasisschoolGroep 7

In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Aanhalingstekens: Hoe gebruik je aanhalingstekens in een zin?

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Leerdoel
Aan het einde van de les kun je uitleggen hoe je aanhalingstekens gebruikt in een zin en je kan voorbeelden geven.

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat weet je al over het gebruik van aanhalingstekens?

Slide 3 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Wat zijn aanhalingstekens?
Aanhalingstekens zijn leestekens die je gebruikt om directe spraak of tekst van iemand anders weer te geven.

De focus vandaag ligt op het gebruik van aanhalingstekens wanneer iemand iets zegt binnen een zin.

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Voorbeeldzinnen

Bruce vroeg: "Zijn we er al bijna?"
Niek zei: "Kan je me de schaar aangeven?"
De juf vroeg: "Waarom is de lucht blauw?"
Vera riep: "Ik wil naar huis!"

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Functie van aanhalingstekens
Aanhalingstekens geven aan dat de woorden binnen de aanhalingstekens rechtstreeks worden geciteerd of weergegeven.

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies


Gebruik aanhalingstekens
Let op de dubbele punt na 'vroeg' en het vraagteken binnen de aanhalingstekens.

Bruce vroeg: "Zijn we er al bijna?"

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Oefening 1
Schrijf de zin 'Heeft hij gezegd: 'Ik kom eraan'?' op en plaats de aanhalingstekens op de juiste manier.

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Antwoord: 
Heeft hij gezegd: "Ik kom eraan?" 

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Aanhalingstekens in dialoog
Bij directe spraak of dialoog gebruik je aanhalingstekens om de gesproken woorden weer te geven.

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies


Jaroah riep boos: "Bah, ik lust geen pompoensoep"!
A
Dubbele punt moet een komma zijn.
B
De aanhalingstekens staan op de verkeerde plaats.
C
Het uitroepteken moet een punt zijn.
D
De zin is correct.

Slide 11 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


Mena antwoordde “Ik denk dat ik de oplossing weet.”
A
goed
B
fout

Slide 12 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


Milou vroeg: “Mag ik het bord schoonvegen?”
A
goed
B
fout

Slide 13 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

de apotheker zei neem elke dag een lepel hoestsiroop

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Waar staan de aanhalingstekens goed?
A
Tara zei: Ik lust "geen koffie."
B
"Tara zei: Ik lust geen koffie."
C
Tara zei: "Ik lust geen koffie."
D
"Tara zei:" Ik lust geen koffie.

Slide 15 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Schrijf een voorbeeldzin met de aanhalingstekens correct gebruikt:

Slide 16 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Toepassing
Nu je hebt geleerd hoe je aanhalingstekens gebruikt:

Schrijf een korte dialoog tussen twee personen waarin je de aanhalingstekens toepast.

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Schrijf 2 dingen op die je deze les hebt geleerd.

Slide 18 - Open vraag

De leerlingen voeren hier drie dingen in die ze in deze les hebben geleerd. Hiermee geven ze aan wat hun eigen leerrendement van deze les is.
Wat heb je nog niet zo goed begrepen?

Slide 19 - Open vraag

De leerlingen geven hier (in vraagvorm) aan met welk onderdeel van de stof ze nog moeite. Voor de docent biedt dit niet alleen inzicht in de mate waarin de stof de leerlingen begrijpen/beheersen, maar ook een goed startpunt voor een volgende les.