A4 Fatl woensdag 21 april 2021

A4 Fatl woensdag 21 april
1 / 28
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 40 min

Onderdelen in deze les

A4 Fatl woensdag 21 april

Slide 1 - Tekstslide

Planning 21/4:
- ontkenningen: oefeningen via Lessonup
- les devoirs (11 B)
- ex. 11C + ÉCRIRE: EX. 12


HW: afmaken ex. 11C + 12, leren 1e deel ÉCRIRE p. 109


Slide 2 - Tekstslide

La négation
De ontkenning in het Frans bestaat altijd uit 2 delen.
bv. ne...pas, ne...plus, ne...jamais, ne...rien,...

Op de volgende slide moet je de Nederlandse ontkenningen met de Franse verbinden

Slide 3 - Tekstslide

slechts/alleen maar
helemaal niet
nergens
nog niet
niemand
nauwelijks
geen enkel
ook niet
niets
nooit
niet meer
ne...personne
ne...que
ne...nulle part
ne... plus
ne...pas non plus
ne...pas du tout
ne... rien
ne...pas encore
ne...jamais
ne...guère
ne...aucun

Slide 4 - Sleepvraag

Tu ..... fais le ménage ...... (nooit)
A
ne .... jamais
B
ne......plus
C
ne......pas
D
ne .....pas encore

Slide 5 - Quizvraag

Je .... confond..... (niets)
A
ne......guère
B
ne......rien
C
ne ..... personne
D
ne ..... que

Slide 6 - Quizvraag

Louis .......se rend.......... compte? (nog niet)
A
ne.......plus
B
ne.......pas
C
ne ....... non plus
D
ne ........pas encore

Slide 7 - Quizvraag

il ...... va ......enregistrer (niet meer)
A
n'.........plus
B
ne...........plus
C
n'...........pas encore
D
ne .........pas encore

Slide 8 - Quizvraag

Tu ..... veux .........râler?
(nooit meer)
A
ne .........plus
B
ne.......nulle part
C
ne ........plus jamais
D
ne ...... jamais plus

Slide 9 - Quizvraag

Plaats van de ontkenning
ne/ n' komt voor de persoonsvorm
tweede deel komt achter de persoonsvorm

Bij een persoonlijk of wederkerend voornaamwoord:
ne/ n' komt voor deze voornaamwoorden te staan ($14.2), bijv. 

Paul s'est lavé à 8 heures > Paul ne s'est pas lavé à 8 heures

Slide 10 - Tekstslide

J'ai déjà fini mes devoirs (nog niet)
A
Je n'ai pas encore déjà fini mes devoirs
B
Je n'ai pas encore fini mes devoirs

Slide 11 - Quizvraag

Je comprends (niet meer)
A
Je ne comprends rien
B
Je ne comprends pas
C
Je ne comprends jamais
D
Je ne comprends plus

Slide 12 - Quizvraag

Elle s'intéresse au marketing (alleen maar)
A
Elle ne s'intéresse pas au marketing
B
Elle ne s'intéresse plus au marketing
C
Elle ne s'intéresse rien au marketing
D
Elle ne s'intéresse qu' au marketing

Slide 13 - Quizvraag

Je vais toujours au cinéma (nooit)
A
Je ne vais jamais toujours au cintéma
B
Je ne vais jamais au cinéma

Slide 14 - Quizvraag

Het lidwoord na een ontkenning

Na een ontkenning veranderen het delend lidwoord en het onbepaald lidwoord (un/une) in 

de/d'

Slide 15 - Tekstslide

il a un jouet (niet)
A
il n'a pas un jouet
B
il n'a pas de jouet

Slide 16 - Quizvraag

J'ai de l'argent (niet meer)
A
Je n'ai jamais d'argent
B
Je n'ai pas d'argent
C
Je n'ai plus d'argent
D
Je n'ai pas encore d'argent

Slide 17 - Quizvraag

J'ai beaucoup d'argent (niets)
A
Je n'ai rien
B
Je n'ai rien d'argent
C
Je n'ai rien beaucoup d'argent
D
Je n'ai beaucoup rien d'argent

Slide 18 - Quizvraag

ne...personne (niemand) & ne...nulle part (nergens)
Het tweede deel van de ontkenning komt na het hele gezegde.

"Ik heb niemand gezien" >   "Je n'ai vu personne".

Slide 19 - Tekstslide

Je suis allé à Paris (nergens)

Slide 20 - Open vraag

je vais à l'étranger. (nergens)

Slide 21 - Open vraag

Personne ne - Rien ne
Als niets of niemand het onderwerp van de zin is (zie ook $14.3. bijzonderheden) komt personne of rien voorop te staan gevolgd door ne/n'

BV: "Niemand heeft Louise gezien" > "Personne n'a vu Louise"
        "Niets interesseert me"  >  "Rien ne m'intéresse"

Slide 22 - Tekstslide

Quelque chose empêche le marketing (niets)
A
Personne n'empêche le marketing
B
Rien n'empêche le marketing
C
Quelque chose n'empêche rien le marketing
D
Quelque chose n'empêche guère le marketing

Slide 23 - Quizvraag

Quelqu'un connaît ce garçon. (niemand)

Slide 24 - Open vraag

Les devoirs: 11b
1      1 niet meer     3 nooit         5 nog niet
        2 niet                4 geen        6 niet

2 a 2, 3, 4
    b 4, 6

 


Slide 25 - Tekstslide

11 B- vervolg
3 a Je ne vais pas acheter de bouteilles de coca.
 b Ces filles ne portent jamais les mêmes jeans.
 c Il n’a pas encore fait de sport ce matin.
 d Je n’ai pas peur du tout. / Je n’ai pas du tout peur.
 e Rien ne m’étonne.

4 a Il ne veut rien boire aujourd’hui.
    b À la télé, rien n’est intéressant.
    c Personne n’est à la maison.


Slide 26 - Tekstslide

Au travail: 11 C + 12 

Slide 27 - Tekstslide

Au revoir!

Slide 28 - Tekstslide