5.5 Impulsgeleiding en 5.6 Spieren

5.5 Impulsgeleiding
Reflectievragen
1. Wat zijn de drie hoofdonderdelen van een zenuwcel?
2. Wat is de functie van ieder onderdeel?

1 / 41
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 41 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

5.5 Impulsgeleiding
Reflectievragen
1. Wat zijn de drie hoofdonderdelen van een zenuwcel?
2. Wat is de functie van ieder onderdeel?

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Leerdoelen:
- Je kunt beschrijven hoe impulsgeleiding plaatsvindt.
- Je kunt beschrijven hoe impulsoverdracht plaatsvindt

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Elektrische ladingen lopen door een zenuwcel van dendriet naar Axon
Maar wat is een actiepotentiaal?

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

kijk eens goed naar de concentraties Na+ en K+

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Transport dat energie (ATP) kost noemen we...
A
passief transport
B
actief transport

Slide 7 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Waarom kwam een impuls bij een persoon met MS niet meer aan of vertraagd aan?
A
omdat de myelineschede is beschadigd
B
omdat de axon is beschadigd
C
omdat de dendriet is beschadigd
D
omdat het cellichaam van de zenuwcel is beschadigd

Slide 12 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 14 - Link

Deze slide heeft geen instructies

Hoe heeft hij een actiepotentiaal laten ontstaan?

Slide 15 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Noem een zintuig (orgaan) bij de mens wat daar op lijkt.

Slide 16 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat zorgde ervoor dat het been van de kakkerlak kon bewegen?

Slide 17 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Summatie

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hoe kan een drugs een impuls overdracht in de synaps beïnvloeden?
door de neurotransmitter ..
A
te imiteren
B
te blokkeren
C
afgifte te stimuleren
D
alle bovenstaande

Slide 21 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 23 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Prakticum Reactietest
Neem 5 minuten de tijd het werkblad te lezen en daarna om de test in duo's uit te voeren.
timer
5:00

Slide 25 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Thema 5 Regeling

Slide 26 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

B6: Spieren en beweging
Leerdoelen B6:
  • 2 soorten spierweefsel
  • bouw en werking van skeletspieren
  • werking antagonisten beschrijven
  • training, doping


Slide 27 - Tekstslide

Het skelet maakt beweging mogelijk. Daarvoor zijn ook spieren nodig. Spieren zitten aan je botten vast. Spieren en skelet zorgen samen voor bewegingen. Alle spieren samen vormen het spierstelsel. 
plaats spier en pees
Alle spierbundels zijn omgeven door een vlies van bindweefsel. Deze vliezen komen aan elke kant van de spier samen en vormen daar een stevige pees.

 Met de pees is de spier goed vastgehecht aan  het bot.

 Een spier zit dus niet aan het bot. 

Slide 28 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 29 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

2

Slide 30 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Skeletspierweefsel
Glad spierweefsel
Wordt niet moe
Wordt wel moe
Willekeurig
Onwillekeurig
In de organen
Met pezen vast aan het skelet

Slide 31 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Bouw van een spier
Spiervolgorde van groot naar klein:

Spier met spierschede en pezen
Spierbundels
Spiervezels
Spierfibrillen
filamenten (actine en myosine)

Slide 32 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 33 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Spieren werken samen.

Elke spier heeft een antagonist: een spier die de tegenovergestelde beweging maakt.

Buigspieren en strekspieren.

Slide 34 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Skeletspier 
Langzame 
spiervezels

Trekken traag samen,
maar houden het lang vol.

Ze zijn rood doordat ze goed doorbloed zijn.  
Skeletspier 

Snelle spiervezels 

Trekken snel samen, maar houden het niet lang vol.​

Zijn wit doordat ze minder goed doorbloed zijn.

Slide 35 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 36 - Link

Deze slide heeft geen instructies

Krachttraining
Krachttraining zorgt voor meer spierfibrillen binnen een spiervezel (niet meer spiervezels dus!)

Hierdoor kan de spier krachtiger samentrekken en wordt deze dus groter.

Slide 37 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 38 - Link

Deze slide heeft geen instructies

Slide 39 - Link

Deze slide heeft geen instructies

Is doping gevaarlijk?
Anabole steroïden: lijkt op de werking testosteron:
  • toename spiermassa 
  • aanmaak rode bloedcellen
EPO (erytropoëtine): 
  • aanmaak rode bloedcellen. 

Gevaar:
  • Uitputtingsverschijnselen (voelt vermoeidheid niet)
  • mannen worden "vrouwelijker" en vice versa
  • acne, striae , gewichtstoename, zwakke pezen, hoog cholesterol, vergrote kans op  hartziekten, leverschade , bloedstollingsziekten, beroerte, 

Slide 40 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

EPO
  • Nieren produceren EPO bij laag zuurstofgehalte bloed
  • Epo stimuleert productie rode bloedcellen in beenmerg
  • --> meer zuurstof: minder afgifte epo
  • Gebruik als doping is illegaal
  • legaal: hoogtetraining

Slide 41 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies