§ 4 Het Christendom in het Romeinse Rijk



Geschiedenis
Introductie
H2 - § 4
Het christendom ontstaat
Geschiedenis
1 / 39
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolvmbo gLeerjaar 1

In deze les zitten 39 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les



Geschiedenis
Introductie
H2 - § 4
Het christendom ontstaat
Geschiedenis

Slide 1 - Tekstslide

Filmclip
Poepen bij de Romeinen

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Link

Leerdoel

Aan het eind van deze les kun je herkennen en uitleggen  hoe  het christendom ontstond,  zich verspreidde over het Romeinse Rijk. En je kunt 5 belangrijke kenmerken van het christendom noemen.

Slide 4 - Tekstslide

Feniks, Geschiedenis Werkplaats, Memo, Saga

Slide 5 - Tekstslide

Christenen bidden stiekem!

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

OF!

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Zelfstandig maken 
opgavenblad
Zelfstandig maken
vraag 1
blz 90

Slide 10 - Tekstslide

1
  • a  De christenen. 
  • b  ◯ A Zij geloofden in één god, de meeste Romeinen  geloofden in meerdere goden.
  • Ze geloofden in één god en dat vonden de Romeinen maar niets.

Slide 11 - Tekstslide

Joden en christenen

Slide 12 - Tekstslide

Joden en christenen

Slide 13 - Tekstslide


Koninkrijk?


De stadstaat Rome is ooit een koninkrijk geweest,
hoewel daar erg weinig over bekend is.

En of het verhaal van Romulus en Remus waar is....?
In 117 na Christus was het Romeinse Rijk op zijn grootst. 
In 63 v. Chr. veroverden de Romeinen de streek Palestina. Hier woonden vooral joden. Zij geloven in één god. Hun godsdienst noemen we het jodendom.
De joden geloofden dat een verlosser hen zou bevrijden van al het kwaad, dus misschien ook wel van de Romeinen.........
Romeinen geloven in meerdere goden. Overwonnen volken mogen hun eigen goden houden, zolang ze de belangrijkste Romeinse goden ook vereren. De Romeinen nemen op hun beurt ook weer Goden van andere volken over.

Slide 14 - Tekstslide


Jezus van Nazareth


  • Jezus is een Joodse man die rondreist in de streek Palestina (Judea) en vertelt dat God goede mensen beloont en slechte mensen straft.
  • Ieder  mens is gelijk zegt hij, Jezus krijgt veel fans.'
  • Deze nomen zich christenen 
  • Zoon van God:  Jezus = Christus = "koning" 
  • De Romeinen vinden hem daarom gevaarlijk. Ze nemen hem gevangen en kruisigen hem, de straf voor een opstandige slaaf.

Slide 15 - Tekstslide


Christenen in het Romeinse Rijk


  • Het Christendom verspreidt zich snel in het Romeinse Rijk. 
  • De goede wegen en de aantrekkingskracht van het geloof (gelijkheid in de hemel, mysterieus en interessant) zorgen ervoor dat veel mensen christen worden.
  • Paulus als verspreider


Christenen gebruikten zelden het kruis als symbool. Ze gebruikte liever het Chi Rho-teken: de eerste twee letters van de naam Christus in het Grieks. De twee letters naast het teken zijn de alpha (α) en de omega (Ω): de eerste en laatste letter van het Griekse alfabet. Hiermee gaven ze aan dat Jezus het begin en het einde was.

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Tekstslide


Christenvervolging


Maar christen zijn in het Romeinse Rijk is levensgevaarlijk! 
Net als het Jodendom geloven de christenen maar in één god, 
en dat is niet de Romeinse keizer!

De Romeinse keizers laten daarom de christenen vervolgen en doden...
Voor de leeuwen gooien, was een gebruikelijk doodstraf voor christenen tijdens hun vervolgingen in het Romeinse Rijk. Christenen vechten niet me de leeuwen , als ze doodgaan krijgen ze toch een beter leven................ DIt maakte indruk op de toeschouwers als je toch zoveel vertrouwen in je god hebt, dan moet het wel een hele goede god zijn. 

Slide 18 - Tekstslide

2a
  • één god: christenen en joden
  • meerdere goden: Romeinen

Slide 19 - Tekstslide

2b
Het christendom ontstond kort na het jaar     in Judea, een gebied in het Romeinse Rijk. Daar woonden toen al mensen die in één god geloofden: de joden. De meeste Romeinen geloofden  niet dat er één god was. 

Slide 20 - Tekstslide

2c
  • ◯ A Het geloof van de christenen. 

Slide 21 - Tekstslide

3
  • A
  • C
  • B
  • E
  • D

Slide 22 - Tekstslide

Kenmerken christendom:
  1.  geloven in één god
  2. verhalen, ideeën staan in de Bijbel
  3. 10 leefregels
  4. eeuwig leven na de dood
  5. komen samen in een kerk om te bidden

Slide 23 - Tekstslide

4a
  1. Ze geloven in één god. 
  2. Ze leven volgens bepaalde leefregels. 
  3. Ze lezen heilige boeken.

Slide 24 - Tekstslide

4b
  • Wat is een verschil tussen joden en christenen? Maak de zin kloppend. Joden geloven niet dat Jezus de zoon van God is, christenen geloven dat wel.

Slide 25 - Tekstslide

5
  • Christenen moeten zich houden aan de regels die in de Bijbel staan: ze moeten zich ‘goed’ gedragen, bijvoorbeeld door anderen te helpen, eerlijk te zijn en eenvoudig te leven. Wie dat doet, leeft na de dood eeuwig in de hemel.

Slide 26 - Tekstslide

De Romeinen en het Christendom
- In het begin zien de Romeinen zien de christenen als bedreiging

- Vervolgingen

- Verandering wanneer zich steeds mensen tot het christendom bekeren.

Slide 27 - Tekstslide

Slide 28 - Tekstslide

Waarom?
  • Reizen over zee en land is veilig en makkelijk
  • Aanhangers vertellen verhalen over Jezus
  • Vooral arme mensen en slaven worden christen.........

Slide 29 - Tekstslide

Maar 1 God!
  • Christenen weigeren Romeinse goden en de keizer te vereren........
  • Straf, dood, kruisiging, verbranden of naar de arena voor de leeuwen.

Slide 30 - Tekstslide

Rome wordt toch christelijk
  • Constantijn de Grote geeft christenen godsdienstvrijheid.
  • Vanaf 395 werd het christendom staatsgodsdienst van het Rijk.

Slide 31 - Tekstslide

Van sekte tot staatsgodsdienst
  • Christenen zijn ruim 3 eeuwen vervolgd in het Romeinse Rijk. 
  • Door Constantijn de Grote komt daar een einde aan:  godsdienstvrijheid voor de christenen. 
  • In 380 gebeurt er iets bijzonders: keizer Theodosius verplicht iedereen om christen te worden.  
  • Het christendom wordt staatsgodsdienst en alle andere godsdiensten worden verboden.
  • Iedereen die niet christen is wordt vervolgd en hij verbiedt de Olympische Spelen, omdat ze niet christelijk zijn.

Constantijn de Grote ziet een christelijk teken. Gravure uit de 17e eeuw.

Slide 32 - Tekstslide

6a
  • In het Romeinse Rijk was reizen over land en over zee veilig en makkelijk. 
  • Aanhangers van Jezus reisden rond en vertelden verhalen over zijn leven
  • Keizer Constantijn stond daarom in 313 n.C. het christendom toe. 
  • Aan het einde van de 4e eeuw werden andere godsdiensten zelfs verboden

Slide 33 - Tekstslide

6b

Slide 34 - Tekstslide

7 a b c
  • Christenen geloven dat er maar één god is. Andere goden aanbidden is verkeerd.
  • Christenen worden voor de leeuwen gegooid. 
  • Nee, want steeds meer Romeinen werden christen

Slide 35 - Tekstslide

8a
  • Vóór het ontstaan van het christendom geloofden sommige mensen al in één god. Dit waren joden . Rond het jaar 1 leefde Jezus, die vertelde over een nieuw geloof. In het jaar 33 na C.        stierf Jezus. Hij werd gekruisigd door de Romeinen.      

Slide 36 - Tekstslide

8b
  1. De Bijbel. 
  2. Het geloof in één god. 
  3. Christenen bidden in de kerk. 
  4. Na de dood volgt een beter leven in de hemel. 
  5. Tien leefregels waar iedereen zich aan moet houden.

Slide 37 - Tekstslide

8 c
  •  aanhangers van Jezus konden veilig en makkelijk rondreizen in het rijk en verhalen over het leven van Jezus vertellen
  • christenen kregen mensen een beter leven na de dood/was iedereen gelijk. 
  • christenen vereerden de Romeinse keizer en goden niet. 
  • steeds meer mensen werden christen.
     

Slide 38 - Tekstslide

Afsluiting Grieken en Romeinen
  • Maken afsluiting blz : 111/113
  • 1 t/m 8
  • In tweetallen
  • klaar? leren begrippen
  • Antwoorden

Slide 39 - Tekstslide