WRB Les 14 Thema 15 Wetboek van Strafvordering H3 De verdachte

Kanjers van MQB 1.3 !
1 / 16
volgende
Slide 1: Tekstslide
BeveiligingMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 16 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Kanjers van MQB 1.3 !

Slide 1 - Tekstslide

telefoons nodig
Schoolregels O&V

Slide 2 - Tekstslide

geen telefoon nodig
Thema 15 Wetboek van Strafvordering
Les 14 De verdachte
Bladzijde 135-143

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Opbouw les 14
Terugblik les 13
Lesdoel
Voorkennis activeren
Theorie
Opdracht
Afsluiting les

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

TERUGBLIK
terugblik
Test je kennis !
https://digitaal.boomonderwijs.nl/bbo/90008/exams/content/2021-fee12579-26a0-4a91-b088-b182947460ba--Test-je-kennis-BD.xml

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

lesdoel
Je kunt het begrip verdachte uitleggen.
Je kunt uitleggen door wie en op welke manier de identiteit van een verdachte moet worden vastgesteld.
Je kunt de bepalingen over de identificatieplicht uitleggen.
Je kunt uitleggen wat jeugdige verdachten zijn en hoe zij strafrechtelijk vervolgd en gestraft kunnen worden.

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

wat is het verschil tussen een verdachte en verdacht ?

Slide 7 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

welke criteria zijn er om iemand verdachte te mogen noemen ?

Slide 8 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Theorie blz.135-143
Artikel 27 lid 1 en lid 2 Verdachte 
  • Als verdachte wordt vóórdat de vervolging is aangevangen, aangemerkt degene te wiens aanzien uit feiten of omstandigheden een redelijk vermoeden van schuld aan enig strafbaar feit voortvloeit. 
  • Daarna wordt als verdachte aangemerkt degene tegen wie de vervolging is gericht.

In artikel 27 wordt onderscheid gemaakt tussen twee soorten verdachten:
De verdachte voordat de vervolging is aangevangen.
De verdachte tegen wie de vervolging is gericht.

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

De verdachte voordat de vervolging is aangevangen
Voor jou als beveiliger is het belangrijk te weten wanneer iemand verdachte is. Er is sprake van een verdachte als de volgende drie zaken van toepassing zijn:
 

  1. Er zijn concrete feiten of omstandigheden die doen vermoeden dat een persoon zich schuldig heeft gemaakt aan een strafbaar feit.
  2. Er is een redelijk vermoeden van schuld.
  3. Een persoon moet verdacht worden van een strafbaar feit.

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

De verdachte tegen wie de vervolging is gericht

De officier van justitie leidt het politieonderzoek in een strafzaak en beoordeelt de resultaten daarvan. Dan zijn er drie mogelijkheden:

  1. Er is onvoldoende bewijs en de verdachte wordt niet vervolgd. Er volgt dan geen rechtszaak.
  2. Er is voldoende bewijs, maar het gaat om een licht strafbaar feit. De officier van justitie besluit om de verdachte niet voor de rechter te brengen. De zaak wordt anders opgelost, bijvoorbeeld door het opleggen van een boete of een taakstraf.
  3. Er is voldoende bewijs en de officier van justitie legt de zaak voor aan de rechter. Nu is er sprake van vervolging.

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vaststellen identiteit verdachte
Een opsporingsambtenaar mag aan de hand van personalia en een identiteitsbewijs, de identiteit van een verdachte vaststellen. Daarvoor mag hij vragen naar:


  • naam
  • voornamen
  • geboorteplaats
  • geboortedatum
  • het adres waarop iemand is ingeschreven
  • het adres van de feitelijke verblijfplaats (artikel 27a Wetboek van Strafvordering).

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Identificatieplicht
De identificatieplicht houdt in dat iedereen vanaf 14 jaar een geldig identiteitsbewijs moet kunnen tonen als de politie daar om vraagt. 
Ook andere ambtenaren zoals boswachters en belastinginspecteurs kunnen u vragen om een geldig identiteitsbewijs. De identificatieplicht geeft de politie of toezichthouders niet de bevoegdheid zonder reden uw identiteit te controleren.

In de praktijk betekent dit, dat men altijd een identiteitsbewijs bij zich moet dragen.
De verplichting tot het tonen van een identiteitsbewijs houdt ook in dat iemand verplicht is ervoor te zorgen dat de ambtenaar het goed kan inzien.
Een van de uitzonderingen op de minimale leeftijd van 14 jaar is het openbaar vervoer waar een identificatieplicht geldt vanaf 12 jaar.

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Opdracht
Maak opdracht 3&4 bladzijde 140-142 of online.
timer
5:00

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Afsluiting
Opdrachten niet af ? Thuis verder afmaken, doe de online kennistest en lees de samenvatting nog een keer door.
Volgende les: Dwangmiddelen !
Feedback les/docent?

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies