WRB Les 14 Thema 15 Wetboek van Strafvordering H2 De verdachte

Kanjers van MQB 1.4 !
1 / 25
volgende
Slide 1: Tekstslide
BeveiligingMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 25 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Kanjers van MQB 1.4 !

Slide 1 - Tekstslide

telefoons nodig
Schoolregels O&V

Slide 2 - Tekstslide

geen telefoon nodig
Thema 15 Wetboek van Strafvordering
Les 14  Hoofdstuk 2 De verdachte
Bladzijde 97-103

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Opbouw les 14
Terugblik les 13
Lesdoel
Voorkennis activeren
Theorie
Opdracht
Afsluiting les

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

TERUGBLIK
terugblik

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is het verschil tussen een algemeen opsporingsambtenaar en een buitengewoon opsporingsambtenaar ?

Slide 6 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Noem een 3 tal buitengewoon opsporingsambtenaren.

Slide 7 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Wie is de leider van het opsporingsonderzoek ?

Slide 8 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

lesdoel
  • Je kunt het begrip verdachte uitleggen.
  • Je kunt uitleggen door wie en op welke manier de identiteit van een verdachte moet worden vastgesteld.
  • Je kunt de bepalingen over de identificatieplicht uitleggen.
  • Je kunt uitleggen wat jeugdige verdachten zijn en hoe zij strafrechtelijk vervolgd en gestraft kunnen worden.

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

wat is het verschil tussen een verdachte en verdacht ?

Slide 11 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

welke criteria zijn er om iemand verdachte te mogen noemen ?

Slide 12 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Theorie blz.97-98
Artikel 27 lid 1 en lid 2 Verdachte 
  • Als verdachte wordt vóórdat de vervolging is aangevangen, aangemerkt degene te wiens aanzien uit feiten of omstandigheden een redelijk vermoeden van schuld aan enig strafbaar feit voortvloeit. 
  • Daarna wordt als verdachte aangemerkt degene tegen wie de vervolging is gericht.

In artikel 27 wordt onderscheid gemaakt tussen twee soorten verdachten:
De verdachte voordat de vervolging is aangevangen.
De verdachte tegen wie de vervolging is gericht.

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Begrippen artikel 27
Vervolging:
  • Het moment waarop een rechter bij de zaak wordt betrokken.
Feiten:
  • Zaken die werkelijk gedaan of gebeurd zijn en die door jou of een getuige zijn waargenomen.
Omstandigheden:
  • Een bepaalde toestand of situatie.
Redelijk vermoeden van schuld:
  • Misschien geen 100% zekerheid, maar er zijn voldoende feiten of omstandigheden die erop wijzen dat iemand schuldig is aan het plegen van een strafbaar feit.
Strafbaar feit:
  • Een gedraging, handeling of nalatigheid die strafbaar is.












Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

2 soorten verdachte

  • de verdachte voordat de vervolging is aangevangen.
  • de verdachte tegen wie de vervolging is gericht.

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

De verdachte voordat de vervolging is aangevangen
Voor jou als beveiliger is het belangrijk te weten wanneer iemand verdachte is. Er is sprake van een verdachte als de volgende drie zaken van toepassing zijn:
 

  1. Er zijn concrete feiten of omstandigheden die doen vermoeden dat een persoon zich schuldig heeft gemaakt aan een strafbaar feit.
  2. Er is een redelijk vermoeden van schuld.
  3. Een persoon moet verdacht worden van een strafbaar feit.

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

De verdachte tegen wie de vervolging is gericht

De officier van justitie leidt het politieonderzoek in een strafzaak en beoordeelt de resultaten daarvan. Dan zijn er drie mogelijkheden:

  1. Er is onvoldoende bewijs en de verdachte wordt niet vervolgd. Er volgt dan geen rechtszaak.
  2. Er is voldoende bewijs, maar het gaat om een licht strafbaar feit. De officier van justitie besluit om de verdachte niet voor de rechter te brengen. De zaak wordt anders opgelost, bijvoorbeeld door het opleggen van een boete of een taakstraf.
  3. Er is voldoende bewijs en de officier van justitie legt de zaak voor aan de rechter. Nu is er sprake van vervolging.

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Opdracht
Maak opdracht 1 bladzijde 99.
timer
2:00

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vaststellen identiteit verdachte
Een opsporingsambtenaar mag aan de hand van personalia en een identiteitsbewijs, de identiteit van een verdachte vaststellen. Daarvoor mag hij vragen naar:


  • naam
  • voornamen
  • geboorteplaats
  • geboortedatum
  • het adres waarop iemand is ingeschreven
  • het adres van de feitelijke verblijfplaats (artikel 27a Wetboek van Strafvordering).

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Identificatieplicht
De identificatieplicht houdt in dat iedereen vanaf 14 jaar een geldig identiteitsbewijs moet kunnen tonen als de politie daar om vraagt. 
Ook andere ambtenaren zoals boswachters en belastinginspecteurs kunnen u vragen om een geldig identiteitsbewijs. De identificatieplicht geeft de politie of toezichthouders niet de bevoegdheid zonder reden uw identiteit te controleren.

In de praktijk betekent dit, dat men altijd een identiteitsbewijs bij zich moet dragen.
De verplichting tot het tonen van een identiteitsbewijs houdt ook in dat iemand verplicht is ervoor te zorgen dat de ambtenaar het goed kan inzien.
Een van de uitzonderingen op de minimale leeftijd van 14 jaar is het openbaar vervoer waar een identificatieplicht geldt vanaf 12 jaar.

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Rechten Verdachte
Een verdachte heeft rechten. De belangrijkste rechten zijn:
  • het recht om te weten waarvan hij wordt verdacht
  • het recht om te zwijgen
  • het recht om alle processtukken in te zien
  • het recht om gehoord te worden
  • het recht op een advocaat.

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Opdracht
Maak opdracht 2&3 bladzijde 100-102
timer
5:00

Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Afsluiting
Opdrachten niet af ? Thuis verder afmaken, lees de samenvatting nog een keer door.
Volgende les: Dwangmiddelen !
Feedback les/docent?

Slide 25 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies