6.1 Het Zintuigenstelsel

Maak jezelf startklaar
-Telefoon in de telefoontas
-Boek B en schrift open op tafel
-Log in op lessonup via qr- of cijfer code
-Wacht rustig af tot ik begin met de les
1 / 30
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 30 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Maak jezelf startklaar
-Telefoon in de telefoontas
-Boek B en schrift open op tafel
-Log in op lessonup via qr- of cijfer code
-Wacht rustig af tot ik begin met de les

Slide 1 - Tekstslide

Programma 
  • Jullie namen
  • Even voorstellen
  • Lesdoelen
  • T6 B1
  • Lesdoelen check en huiswerk

Slide 2 - Tekstslide

Rondje namen

Slide 3 - Tekstslide

Even voorstellen- Meneer Komin

Slide 4 - Tekstslide

6.1
Het zintuigenstelsel
6.1 Het zintuigenstelsel
Voorkennisvragen
1. Hoe ontstaat een impuls in een zenuwcel?
2. Welk type zenuwcel geeft informatie van zintuigcellen door aan het centrale zenuwstelsel?
3. Hoe kan ik meten of een zenuwcel sterk geprikkeld wordt of zwak?
A. Door de sterkte van de impuls te meten in mV
B. Door het aantal impulsen per seconde in de zenuwcel te meten
C. Door zowel het aantal impulsen per seconde en de kracht van iedere impuls te meten

Slide 5 - Tekstslide

Leerdoelen:
  • Je kunt de verschillende zintuigen benoemen

  • Je kunt het verband tussen prikkelsterkte en impulsfrequentie uitleggen
  • Je kunt de samenwerking tussen het zintuigstelsel en zenuwstelsel uitleggen

Slide 6 - Tekstslide

Zintuigen: Organen voor prikkelverwerking
  • Verschillende organen met specifieke zintuigcellen voor het waarnemen van diverse prikkels.
  • Zintuigcellen zetten prikkels om in een impuls.
  • Zintuigcellen zijn verbonden met een gevoelszenuwcel


Slide 7 - Tekstslide

Zintuigen
  • Zintuigen bestaan uit zintuigcellen oftewel receptoren.

  • Gespecialiseerde zenuwcellen die onder invloed van een prikkel neurotransmitters afgeven aan gevoelszenuwcellen.

  • Zintuigen reageren op prikkels van buiten en binnen het lichaam.

Slide 8 - Tekstslide

Prikkels

Slide 9 - Tekstslide

Prikkels

Slide 10 - Tekstslide

Mechanische receptoren
  • Reageren op verschillende vormen van mechanische energie (druk, tast).

Slide 11 - Tekstslide

Chemische receptoren
  • Reageren na binding met moleculen

  • Smaak: opgeloste moleculen

  • Reuk: moleculen uit de lucht

Slide 12 - Tekstslide

Temperatuur- receptor
  • Liggen in de huid.

  • Reageren wanneer de temperatuur onder of boven de normwaarde van 37 graden komt.

Slide 13 - Tekstslide

Pijnreceptoren
Reageren als de prikkels extreem worden/zijn zoals hitte.

Kan ook reageren op chemische
verbindingen bij beschadiging of
ontsteking van weefsel.


Slide 14 - Tekstslide

Lichtreceptoren
  • Liggen in het netvlies

  • Reageren op contrasten
    (staafjes)

  • Reageren op kleuren
    (kegeltjes)
Oog in detail behandeld in B2

Slide 15 - Tekstslide

Prikkeldrempel
Een impuls ontstaat: 
alleen als de prikkel de drempelwaarde overschrijdt.

De prikkel moet daarom : 
- de juiste zijn 
(adequate prikkel), 
- sterk genoeg zijn.


Slide 16 - Tekstslide

Adequate prikkel 
De prikkeldrempel van geluid is laag voor de mechanische receptoren in het slakkenhuis.
Geluid is de adequate prikkel voor deze receptoren.

Als je dicht bij een bas staat dan voel je de trillingen ook door je lijf
De prikkeldrempel van de mechanische receptoren in de huid voor geluidsgolven ligt veel hoger. Dit is een niet-adequate prikkel

Slide 17 - Tekstslide

Gewenning / adaptatie
Ontstaat bij dagelijkse blootstelling aan een prikkel.
bijv. kleding dragen.

De zintuigcellen geven de prikkel nog wel door maar worden steeds minder gevoelig voor de prikkel, de impulsfrequentie neemt af.
Ook de hersenen reageren niet meer altijd op de impulsen

Slide 18 - Tekstslide

Geluid
Licht
Geurstoffen
Smaakstoffen
Aanraking
Oor
Huid
Tong
Neus
Oog
Sleep de adequate prikkel naar het juiste orgaan.

Slide 19 - Sleepvraag

Een sterkere prikkel leidt tot
A
verhoging impulssterkte
B
verhoging impulsfrequentie
C
antwoord A en B beide

Slide 20 - Quizvraag

We kunnen harde en zachte geluiden van dezelfde toonhoogte van elkaar onderscheiden. Dit zou kunnen komen doordat
A
de geleidingssnelheid voor harde en zachte geluiden verschillend is
B
de impulsen van beide oren niet gelijktijdig de hersenen bereiken
C
de sterkte van de impulsen in de gehoorzenuwen kan variëren
D
de impulsfrequentie in de gehoorzenuwen kan variëren

Slide 21 - Quizvraag

Je springt in een zwembad met koud water. Na een tijdje voel je niet meer dat het koud is, hoe komt dit?
A
Dit komt door adaptatie, de impulsfrequentie neemt af
B
De prikkeldrempel wordt lager
C
De prikkeldrempel wordt hoger
D
A en C zijn beide juist

Slide 22 - Quizvraag

Maakt een zintuigcel neurotransmitter aan?
A
ja
B
nee

Slide 23 - Quizvraag

Wie heeft de hoogste drempelwaarde voor geluid?
A
Mens
B
Hond

Slide 24 - Quizvraag

Wie heeft de hoogste drempelwaarde voor licht?
A
Mens
B
Mol

Slide 25 - Quizvraag

Lichtreceptoren kunnen ook impulsen versturen bij druk. Druk maar eens op je oog. Is de prikkeldrempel voor niet-adequate prikkels hoger of lager?
A
Hoger
B
Lager

Slide 26 - Quizvraag

Slide 27 - Video

Slide 28 - Video

Formatief toetsje

Slide 29 - Tekstslide

Huiswerk
Maken vraag 1 t/m 13

Slide 30 - Tekstslide