1kbc donderdag 18 maart

1 / 16
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 1

In deze les zitten 16 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Vandaag: 
  • Doel van de les
  • Huiswerk bespreken, werkwoorden en persoonsvorm
  • 3.5: werkwoordelijk gezegde
  • Zelfstandig werken
  • Afsluiting les

Slide 2 - Tekstslide

Doel van de les
Na deze les:


Weet je wat een werkwoordelijk gezegde is




Slide 3 - Tekstslide

Even herhalen: de persoonsvorm
Wat is dat ook alweer?
Hoe vinden we die?

Slide 4 - Tekstslide

  1. Maak de zin vragend
  2. Zet de zin in een andere tijd
  3. Verander de zin van enkelvoud naar meervoud (of andersom) 

Slide 5 - Tekstslide

Wat is een werkwoord ook alweer?


1.   Werkwoorden zijn dingen die je kunt doen.            fietsen, lopen, spelen, kruipen, klappen, slapen…
Bijvoorbeeld: Ik fiets naar school. Wij spelen met de blokken.

2.    Er gebeurt iets.                                                          sneeuwen, hagelen, waaien, regenen…
Bijvoorbeeld: Het sneeuwt buiten. Het waait erg hard

3.   Iemand is iets.                                                            zijn, worden, lijken, blijven…
Bijvoorbeeld: Mark is bakker. Roos wordt juffrouw.                                     

4.   Werkwoorden kunnen veranderen in de zin.
Ze geven aan in welke tijd (tegenwoordige of verleden tijd) de zin staat.
TT: Ik loop naar school. VT: Ik liep naar school.

Slide 6 - Tekstslide

Een werkwoord:
Kan een heel werkwoord zijn, maar ook een voltooid deelwoord!
Wat is een voltooid deelwoord ook alweer?

Slide 7 - Tekstslide

De persoonsvorm is altijd een werkwoord, maar soms staan er meerdere werkwoorden in een zin. De werkwoorden in de zin vertellen wat er gebeurt of wat iemand doet: alle werkwoorden samen noemen we het werkwoordelijk gezegde. Een werkwoordelijk gezegde kan ook uit 1 werkwoord bestaan.

Slide 8 - Tekstslide

Huiswerk bespreken
Paragraaf 3.3 fictie/gedicht  opdracht 5.1 tot en met 5.6: vragen?
Paragraaf 3.4 grammatica opdracht 11 en 12 --> bespreken

Slide 9 - Tekstslide

Het werkwoordelijk gezegde
Stappenplan:
1. Wat is de persoonsvorm in de zin?
2. Staan er nog meer werkwoorden in de zin?
3. Al die werkwoorden samen = het werkwoordelijk gezegde!

Soms is er alleen een persoonsvorm, en geen andere werkwoorden. Dan is de persoonsvorm tegelijk het werkwoordelijk gezegde.

Dus:
Het werkwoordelijk gezegde bestaat uit 1 of meer werkwoorden: de persoonsvorm + soms het voltooid deelwoord + soms het hele werkwoord

Slide 10 - Tekstslide

Wat is de PV?
Hoeveel werkwoorden zie je?
1. Hij heeft de hele avond televisie gekeken.                      De pv is:                               Het wwg is dan:
2. Volgens de buren staat het geluid wel erg hard.             De pv is:                               Het wwg is dan:
3. Ronald wil graag met je meerijden.                                 De pv is:                               Het wwg is dan:
4. Hij stond zeker een uur te wachten                                 De pv is:                               Het wwg is dan:
5. Hij had daar moeten staan.                                             De pv is:                               Het wwg is dan:
6. Zij wast zich elke dag.                                                     De pv is:                               Het wwg is dan:

Slide 11 - Tekstslide

Hier zijn we gebleven

Slide 12 - Tekstslide

https://www.dedagvandaag.nl/agenda/groep678

Artikel lezen. Welke werkwoorden zie je?

Wat is de PV en wat is het WWG?

Slide 13 - Tekstslide

Zelf aan de slag 
Wat
Oefenblad in its Learning
Hoe
Zelfstandig
Hulp nodig?
Vraag de docent
Hoe lang
15 minuten
Klaar?
Door met Paragraaf 3.5, grammatica: opdrachten 13a, 13b

Slide 14 - Tekstslide

Afsluiten
* Hoe vinden we de persoonsvorm?
* Wat is een werkwoord?
* Hoe noemen we alle werkwoorden samen?
* Volgende les: werkwoordelijk gezegde
* Huiswerk opdrachten 
  Oefenblad afmaken


    
            


Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Link