Bijvoorbeeld: in een instituut waar meervoudig gehandicapten worden verzorgd, woont de vierjarige Martijn. Het is maandag, de dag na de wekelijkse bezoekdag.
In de rapportage van je collega 1 staat:
Martijn heeft vandaag twee uur gehuild. Hij heeft één boterham gegeten. Hij heeft ’s middags niet geslapen. Hij heeft een uur rondgekropen met zijn knuffel.
Uit dit verslag kun je verschillende conclusies trekken:
-Martijn kan ziek zijn of pijn hebben.
-Martijn kan zijn ouders missen en heimwee hebben.
-Martijn kan zich ongelukkig of eenzaam voelen.
Dit verslag is objectief.