Hoofdletters en leestekens

Leestekens
1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 3,4

In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Leestekens

Slide 1 - Tekstslide

DOEL

HOOFDLETTERS  EN LEESTEKENS

- je weet wanneer je hoofdletters gebruikt

- je kan punten , vraagtekens en uitroeptekens gebruiken

Slide 2 - Tekstslide

Tekst

hallo allemaal welkom bij het onderdeel spelling hoofdletters en leestekens je leert wanneer je een hoofdletter moet plaatsen en wanneer je leestekens moet gebruiken zoals je ziet mist dit hele stuk hoofdletters en punten wat vind jij daarvan leest het makkelijk of leest het juist moeilijk leestekens en
hoofdletters zijn er voor om teksten makkelijker te kunnen lezen dus hoe het hier staat is natuurlijk helemaal fout maar hoe moet het dan wel wanneer plaats je een hoofdletter


Slide 3 - Tekstslide

Waarom gebruiken we hoofdletters en leestekens?

Slide 4 - Woordweb

Leestekens maken het verschil
Hieronder vind je voorbeelden van zinnen die veranderen door er een leesteken in te zetten of uit te halen.


1. Ik hou van je mama.
2. Ik hou van je, mama.

Uitleg
1. De ik zegt tegen iemand dat hij of zij van de moeder van die persoon houdt. Je mama betekent hier hetzelfde als jouw mama, dus het gaat niet over zijn/haar eigen moeder.
2. De ik zegt tegen zijn of haar eigen moeder dat hij of zij van haar houdt.

Slide 5 - Tekstslide

Leestekens maken het verschil
3. Dus je kunt onbeperkt eten zonder dik te worden?



4. Dus je kunt onbeperkt eten zonder dik te worden.
Uitleg
3. Dit is een vraag; het antwoord kan nog zijn: nee.
4. Dit is een stelling. Zonder vraagteken beweer je dat het zo is: je kunt onbeperkt eten zonder dik te worden.

Slide 6 - Tekstslide

Leestekens maken het verschil
5. Ik hou van katten eten en tv kijken.

6. Ik hou van katten, eten en tv kijken.
Uitleg
5. De ik houdt van katten als maaltijd en van tv kijken.
6. De ik houdt van katten, maar ook van eten en tv kijken.

Slide 7 - Tekstslide

Verschillen in betekenis

- Katten, spinnen, ijsberen, vissen, gieren, vliegen en honden slapen


- Katten spinnen, ijsberen vissen, gieren vliegen en honden slapen

Waardoor komt het verschil in betekenis?

Slide 8 - Tekstslide

HOOFDLETTERS EN LEESTEKENS


Maken een tekst duidelijker en beter te lezen.


De lezer kan de tekst zo ook veel beter begrijpen.

Slide 9 - Tekstslide

HOOFDLETTERS
  • Je begint iedere zin met een hoofdletter.
  • Namen schrijf je ook met een hoofdletter.
  • Namen van maanden, dagen van de week, windstreken en seizoenen schrijf je niet met een hoofdletter.

Slide 10 - Tekstslide

LEESTEKENS

- punten

- vraagtekens

- uitroeptekens

- komma's

- dubbele punten

Slide 11 - Tekstslide

PUNT (1)

- Aan het einde van een zin


Vandaag heb ik een hockeywedstrijd.

Morgen ga ik logeren bij mijn vriendin.

Slide 12 - Tekstslide

VRAAGTEKEN

- Na een vraag


Tot hoe laat ben jij vanmiddag op school?

'Neem jij mijn tas mee?' vroeg Martijn.

Slide 13 - Tekstslide

UITROEPTEKEN 

- Aan het einde van een zin met extra nadruk:


'Houd daar eens mee op!'



Slide 14 - Tekstslide

KOMMA 

- Tussen twee persoonsvormen


Als je fietsband lek is, moet je ervoor zorgen dat het gemaakt wordt.



Samengestelde zin
Van twee zinnen is één zin gemaakt. Een zin heeft dan twee persoonsvormen (dit leer je in leerjaar 2).

Slide 15 - Tekstslide

KOMMA (1)

- Voor voegwoorden:

omdat, terwijl, maar, nadat, want


Onze hond eet erg veel, terwijl hij niet dik is.



Slide 16 - Tekstslide

KOMMA (2)

- Tussen de delen van een opsomming


Ik hou van : honden, eten en lezen.



Slide 17 - Tekstslide

Citeren

Als je letterlijk opschrijft wat iemand heeft gezegd, gebruik je een dubbele punt en aanhalingstekens

Mijn zoon zei: 'Jij bent lief.'



Slide 18 - Tekstslide

Juist of onjuist:
Lotte zei: 'Wat een leuke jongen'.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 19 - Quizvraag

Juist of onjuist:
Mees riep: Kijk uit voor die fietser!
A
Juist
B
Onjuist

Slide 20 - Quizvraag

Juist of onjuist:
anouk
A
Juist
B
Onjuist

Slide 21 - Quizvraag

Juist of onjuist:
Mercedes
A
Juist
B
Onjuist

Slide 22 - Quizvraag

Juist of onjuist:
Pas op!
A
Juist
B
Onjuist

Slide 23 - Quizvraag

Juist of onjuist:
Wil jij de pen even pakken
A
juist
B
onjuist

Slide 24 - Quizvraag

Juist of onjuist:
ga je mee naar de bioscoop?
A
juist
B
onjuist

Slide 25 - Quizvraag

GELEERD

HOOFDLETTERS  EN LEESTEKENS

- je weet wanneer je hoofdletters gebruikt

- je kan punten , vraagtekens en uitroeptekens gebruiken

Slide 26 - Tekstslide