Wat is LessonUp
Zoeken
Kanalen
Inloggen
Registreren
‹
Terug naar zoeken
Nieuw Nederlands Cursus 7 Spelling alle paragrafen
Herhalingsles spelling (algemene spelling en werkwoordspelling)
Mavo 2
1 / 34
volgende
Slide 1:
Tekstslide
Nederlands
Middelbare school
vmbo t
Leerjaar 2
In deze les zitten
34 slides
, met
interactieve quizzen
en
tekstslides
.
Lesduur is:
60 min
Start les
Bewaar
Deel
Printen
Onderdelen in deze les
Herhalingsles spelling (algemene spelling en werkwoordspelling)
Mavo 2
Slide 1 - Tekstslide
Klas 3 mavo
spelling quiz
Slide 2 - Tekstslide
meervoud
porie epidemie therapie slee fobie
Slide 3 - Open vraag
zn zonder meervoud
Slide 4 - Woordweb
twee meervoudsvormen:
minnaar, eigenaar, jubileum, groente
Slide 5 - Open vraag
bacterie
A
bacteries
B
bacterieën
C
bacteriën
D
bacteria
Slide 6 - Quizvraag
allergie
A
allergieën
B
allergiën
Slide 7 - Quizvraag
café - technicus - idee
A
cafees - technici - ideeën
B
cafe's - technicussen - ideën
C
cafés - technici - ideeën
Slide 8 - Quizvraag
braderie - cadeau - kuiken - felicitatie
A
braderieën - cadeaus - kuiken's - felicitaties
B
braderieën - cadeaus - kuikens - felicitaties
C
braderieën - cadeau's - kuikens - felicitatie's
D
braderiën - cadeau's - kuiken's - felicitaties
Slide 9 - Quizvraag
Wanneer schrijf je een hoofdletter?
Slide 10 - Open vraag
Welke samenstelling is goed?
A
berensterk
B
vmboschool
C
auto-ongeluk
D
zonnenschijn
Slide 11 - Quizvraag
Waarom heeft het woord een trema?
geïnteresseerd
A
Het woord is een aardrijkskundige aanduiding of afleiding hiervan
B
Het woord is een samenstelling die je anders verkeerd zou uitspreken
C
Het woord is een samenstelling waarin een cijfer, symbool of afkorting voorkomt
D
Het woord is geen samenstelling en anders zou je het verkeerd uitspreken
Slide 12 - Quizvraag
Waarom heeft het woord
een koppelteken?
elite-eenheid
A
Het woord is een aardrijkskundige aanduiding of afleiding hiervan
B
Het woord is een samenstelling die je anders verkeerd zou uitspreken
C
Het woord is een samenstelling waarin een cijfer, symbool of afkorting voorkomt
D
Het woord is geen samenstelling en anders zou je het verkeerd uitspreken
Slide 13 - Quizvraag
Wat is het verkleinwoord van auto?
A
autotje
B
autootje
Slide 14 - Quizvraag
Wat is het verkleinwoord van menu?
A
menuutje
B
menutje
Slide 15 - Quizvraag
Verkleinwoorden: goed of fout?
A4'tje
A
goed
B
fout
Slide 16 - Quizvraag
Verkleinwoorden van oma, ski en café zijn goed geschreven bij:
A
oma'tje, skietje en cafeetje
B
omaatje, ski'tje en cafe'tje
C
omaatje, skietje en cafeetje
D
oma'tje, ski'tje en cafeetje
Slide 17 - Quizvraag
Marieke zit op de bank terwijl Maarten opruimt.
A
samengestelde zin
B
enkelvoudige zin
Slide 18 - Quizvraag
Hij wacht niet langer af en pakt zijn spullen in.
A
samengestelde zin
B
enkelvoudige zin
Slide 19 - Quizvraag
Zijn liefhebbende vriendin blijkt er een andere man op na te houden.
A
Samengestelde zin
B
Enkelvoudige zin
Slide 20 - Quizvraag
Dat bord (betekenen) dat je hier niet mag fietsen.
A
betekent
B
betekendt
C
betekend
Slide 21 - Quizvraag
De hete zon (verschroeien) het gras.
A
verschroeit
B
verschroeid
C
verschroeidt
Slide 22 - Quizvraag
In de winter (kleden) jij je warm aan.
A
kleedt
B
kleed
Slide 23 - Quizvraag
De hoofdpersoon heeft spannende avonturen (beleven)
A
beleeft
B
beleefd
C
beleefdt
Slide 24 - Quizvraag
Hij (verhuizen) niet graag.
A
verhuisd
B
verhuist
C
verhuisd
Slide 25 - Quizvraag
Hij is vaak (verhuizen)
A
verhuist
B
verhuisdt
C
verhuisd
D
verhuizd
Slide 26 - Quizvraag
Monica (klagen vt) heel erg over kleine dingen.
A
klaagtte
B
klaagte
C
klaagde
D
klaagdde
Slide 27 - Quizvraag
'Minke (rotzooien) maar wat aan tijdens de training,' mopperde de voetbalcoach
A
rotzooitte
B
rotzooite
C
rotzooidde
D
rotzooide
Slide 28 - Quizvraag
De strandwacht (redden) regelmatig iemand uit een moeilijke situatie.
A
red
B
redt
C
redden
D
retd
Slide 29 - Quizvraag
Ik geloof niet wat er hier (gebeuren)
A
gebeurt
B
gebeurdt
C
gebeurd
D
gebeurtd
Slide 30 - Quizvraag
Welke vorm gebruik je bij je/jij achter een persoonsvorm?
Slide 31 - Open vraag
Hoe schrijf je zwakke werkwoorden in de vt? (2 vormen noemen)
Slide 32 - Open vraag
Welke vorm gebruik je in de volgende zin?
Hij heeft zijn huiswerk niet gemaakt en (verdienen) straf.
Slide 33 - Open vraag
Wat kan ik nog niet zo goed?
Slide 34 - Tekstslide
Meer lessen zoals deze
Herhalingsles spelling (algemene spelling en werkwoordspelling)
Januari 2024
- Les met
41 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo t
Leerjaar 2
spelling herhalen alle vormen tot nu toe
Februari 2021
- Les met
31 slides
Nederlands
Middelbare school
mavo
Leerjaar 3
Herhalingsles spelling V3 (algemene spelling en werkwoordspelling)
Maart 2024
- Les met
25 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo t
Leerjaar 2
spelling en formuleren - herhalingsles
December 2021
- Les met
52 slides
Nederlands
Middelbare school
mavo
Leerjaar 3
spelling herhalen alle vormen tot nu toe
November 2023
- Les met
22 slides
Nederlands
Middelbare school
mavo
Leerjaar 4
spelling herhalen alle vormen tot nu toe
Maart 2024
- Les met
24 slides
Nederlands
Middelbare school
mavo
Leerjaar 4
Herhalingsles spelling (algemene spelling en werkwoordspelling)
7 dagen geleden
- Les met
38 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo t
Leerjaar 2
Spelling mavo 3
Januari 2021
- Les met
12 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo t
Leerjaar 3