spelling en formuleren - herhalingsles

• Nederlands
• Middelbare school
• mavo
• Leerjaar 3

Klas 3 mavo 

spelling quiz

meervoud
porie epidemie therapie slee fobie

zn zonder meervoud

twee meervoudsvormen:
minnaar, eigenaar, jubileum, groente

bacterie

1. bacteries
2. bacterieën
3. bacteriën
4. bacteria

allergie

1. allergieën
2. allergiën

café - technicus - idee

1. cafees - technici - ideeën
2. cafe's - technicussen - ideën
3. cafés - technici - ideeën

braderie - cadeau - kuiken - felicitatie

1. braderieën - cadeaus - kuiken's - felicitaties
2. braderieën - cadeaus - kuikens - felicitaties
3. braderieën - cadeau's - kuikens - felicitatie's
4. braderiën - cadeau's - kuiken's - felicitaties

Wanneer schrijf je een hoofdletter?

Welke samenstelling is goed?

1. berensterk
2. vmboschool
3. auto-ongeluk
4. zonnenschijn

Verbeter de zin:
Hij gaf jou fiets aan hun.

Dat bord (betekenen) dat je hier niet mag fietsen.

1. betekent
2. betekendt
3. betekend

De hete zon (verschroeien) het gras.

1. verschroeit
2. verschroeid
3. verschroeidt

In de winter (kleden) jij je warm aan.

1. kleedt
2. kleed

De hoofdpersoon heeft spannende avonturen (beleven)

1. beleeft
2. beleefd
3. beleefdt

Hij (verhuizen) niet graag.

1. verhuisd
2. verhuist
3. verhuisd

Hij is vaak (verhuizen)

1. verhuist
2. verhuisdt
3. verhuisd
4. verhuizd

Monica (klagen vt) heel erg over kleine dingen.

1. klaagtte
2. klaagte
3. klaagde
4. klaagdde

'Minke (rotzooien) maar wat aan tijdens de training,' mopperde de voetbalcoach

1. rotzooitte
2. rotzooite
3. rotzooidde
4. rotzooide

De strandwacht (redden) regelmatig iemand uit een moeilijke situatie.

1. red
2. redt
3. redden
4. retd

Ik geloof niet wat er hier (gebeuren)

1. gebeurt
2. gebeurdt
3. gebeurd
4. gebeurtd

Welke vorm gebruik je bij je/jij achter een persoonsvorm?

Hoe schrijf je zwakke werkwoorden in de vt? (2 vormen noemen)

Welke vorm gebruik je in de volgende zin?
Hij heeft zijn huiswerk niet gemaakt en (verdienen) straf.

Waarom heeft het woord een trema?
geïnteresseerd

1. Het woord is een aardrijkskundige aanduiding of afleiding hiervan
2. Het woord is een samenstelling die je anders verkeerd zou uitspreken
3. Het woord is een samenstelling waarin een cijfer, symbool of afkorting voorkomt
4. Het woord is geen samenstelling en anders zou je het verkeerd uitspreken

Waarom heeft het woord
een koppelteken?
elite-eenheid

1. Het woord is een aardrijkskundige aanduiding of afleiding hiervan
2. Het woord is een samenstelling die je anders verkeerd zou uitspreken
3. Het woord is een samenstelling waarin een cijfer, symbool of afkorting voorkomt
4. Het woord is geen samenstelling en anders zou je het verkeerd uitspreken

Welke regel hoort bij deze samenstelling?

keuzevrijheid

1. Het eerste deel gaat over iets waarvan er echt maar één is
2. Het eerste deel heeft behalve een meervoud op -en ook een meervoud op -s
3. Het eerste deel heeft een versterkende betekenis
4. Het eerste deel is geen zelfstandig naamwoord

Welke regel hoort bij deze samenstelling?

pikkedonker

1. Het eerste deel gaat over iets waarvan er echt maar één is
2. Het eerste deel heeft behalve een meervoud op -en ook een meervoud op -s
3. Het eerste deel heeft een versterkende betekenis
4. Het eerste deel is geen zelfstandig naamwoord

Welke regel hoort bij deze samenstelling?

zonnestelsel

1. Het eerste deel gaat over iets waarvan er echt maar één is
2. Het eerste deel heeft behalve een meervoud op -en ook een meervoud op -s
3. Het eerste deel heeft een versterkende betekenis
4. Het eerste deel is geen zelfstandig naamwoord

Tussenletter -s?

elektriciteit...centrale

1. Ja
2. Nee

Tussenletter -s?

najaar...storm

1. Ja
2. Nee

Tussenletter -s?

kaas...schaaf

1. Ja
2. Nee

Welk woord is goed gespeld?

1. pannekoek
2. pannenkoek

Welk woord is goed gespeld?

1. groentenboer
2. groenteboer

Wat is het verkleinwoord van auto?

1. autotje
2. autootje

Wat is het verkleinwoord van menu?

1. menuutje
2. menutje

Verkleinwoorden: goed of fout?
A4'tje

1. goed
2. fout

Verkleinwoorden van oma, ski en café zijn goed geschreven bij:

1. oma'tje, skietje en cafeetje
2. omaatje, ski'tje en cafe'tje
3. omaatje, skietje en cafeetje
4. oma'tje, ski'tje en cafeetje

Marieke zit op de bank terwijl Maarten opruimt.

1. samengestelde zin
2. enkelvoudige zin

Hij wacht niet langer af en pakt zijn spullen in.

1. samengestelde zin
2. enkelvoudige zin

Zijn liefhebbende vriendin blijkt er een andere man op na te houden.

1. Samengestelde zin
2. Enkelvoudige zin

Met welke verwijswoorden wijs je naar
de-woorden?

1. die - dat
2. die - deze
3. dit - deze
4. dat - dit

Met welke verwijswoorden wijs je naar
het-woorden?

1. die - dat
2. die - deze
3. dit - deze
4. dat - dit

Is het verwijswoord een 

persoonlijk of bezittelijk voornaamwoord?

Mijn neef heeft thuis een slang.

1. persoonlijk voornaamwoord
2. bezittelijk voornaamwoord

Is het verwijswoord een 

persoonlijk of bezittelijk voornaamwoord?

Zijn dat jouw buren?

1. persoonlijk voornaamwoord
2. bezittelijk voornaamwoord

Is het verwijswoord een 

persoonlijk of bezittelijk voornaamwoord?

Zij graven een zwembad in de tuin.

1. persoonlijk voornaamwoord
2. bezittelijk voornaamwoord

Is het verwijswoord een 

persoonlijk of bezittelijk voornaamwoord?

Hun tuin is daar groot genoeg voor.

1. persoonlijk voornaamwoord
2. bezittelijk voornaamwoord

Kies de juiste verwijswoorden.

Neemt u/uw de bus naar Berlijn of u/uw privévliegtuig?

1. u - u
2. uw - uw
3. u - uw
4. uw - u

Mijn neef, ... ik gisteren geskypet heb, is vandaag jarig.

1. waarmee
2. met wie

De kat, ... ik woensdag naar de dierenarts ging, is gecastreerd

1. waarmee
2. met wie

De film, ... ik je laatst vertelde, staat nu ook op Netflix.

1. over wie
2. waarover

Dit artikel over voetbal vind ik wel interessant, maar ... over economie niet.

1. dit
2. dat
3. deze
4. die