les 6 bron C imparfait en herh H2

Les buts et le planning d'aujourd'hui
(ch3) Ik kan een zin in de verleden tijd zetten.
            corriger les exercices + faire l'exercice 15
(ch2) Ik kan een vraag stellen op 3 verschillende manieren.
             faire un quizzzz
(ch2) Ik kan een zin ontkennend maken.
             faire un quizzzz
(ch2) Ik ken woorden die te maken hebben met het lichaam.
             jeu de mémoire
1 / 15
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

In deze les zitten 15 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Les buts et le planning d'aujourd'hui
(ch3) Ik kan een zin in de verleden tijd zetten.
            corriger les exercices + faire l'exercice 15
(ch2) Ik kan een vraag stellen op 3 verschillende manieren.
             faire un quizzzz
(ch2) Ik kan een zin ontkennend maken.
             faire un quizzzz
(ch2) Ik ken woorden die te maken hebben met het lichaam.
             jeu de mémoire

Slide 1 - Tekstslide

L'imparfait, c'était comment?
De verleden tijd --> gewoontes of beschrijving

Nous-vorm --> ons eraf --> uitgang erachter

ais
ais
ait 
ions
iez 
aient
(aller) nous allons  -->    all                                             = j'allais
(finir) nous finissons --> finiss                                      = tu finissais


(vendre) nous vendons --> vend                                 = vous vendiez  
(être) nous sommes --> ét                                            = ils étaient 

Slide 2 - Tekstslide

Corriger les exercices 
On va corriger l'exercice 14ab

Après:
Vous allez faire 3 phrases de 15.
Utilisez: le concert - les fans - nous

Slide 3 - Tekstslide

Quizzzz (vraag stellen)
Regardez la grammaire C du chapitre 3.

Bekijk deze grammatica 2 minutes (in je boek of aantekeningenschrift), dan krijg je daarna 4 vragen erover.
timer
2:00

Slide 4 - Tekstslide

Welke zin(nen) is/zijn goed?

A
Est-ce que as-tu faim?
B
Est-ce que tu as faim?
C
Comment est-ce que tu as faim?
D
Comment as-tu faim?

Slide 5 - Quizvraag

Welke zin is fout?
A
Fais-tu beaucoup de sport?
B
Est-ce que mangez-vous de la viande?
C
Pourquoi est-ce qu'elle est végétarienne?
D
Il a fait ses devoirs?

Slide 6 - Quizvraag

Maak de zin op een andere manier vragend:
Est-ce qu'elle aime les maths?

Slide 7 - Open vraag

Welk vraagwoord hoort op de puntjes?
........ tu te sens?
(je ne me sens pas bien)
A
comment
B
qu'est-ce que
C
combien
D
pourquoi

Slide 8 - Quizvraag

Welk vraagwoord hoort op de puntjes?
............ tu aimes Miley Cyrus?
(parce que j'aime sa musique)
A
comment
B
qui
C
pourquoi
D
combien

Slide 9 - Quizvraag

Quizzzz (ontkenning)
Regardez la grammaire I du chapitre 3.

Bekijk deze grammatica 2 minutes (in je boek of aantekeningenschrift), dan krijg je daarna 4 vragen erover.
timer
2:00

Slide 10 - Tekstslide

Welke zin klopt wel?
(J'ai très mal à la gorge)
A
Ne pas j'ai très mal à la gorge.
B
J'ai ne très mal pas à la gorge.
C
Je ne ai très mal pas à la gorge.
D
Je n'ai pas très mal à la gorge.

Slide 11 - Quizvraag

Welke zin klopt wel?
A
Je ne aime pas les frites
B
Il n'aime plus la viande
C
Il ne aime jamais l'école
D
Je n'aime encore de l'école

Slide 12 - Quizvraag

Welke zin klopt niet?
(j'ai de la fièvre)
A
Je n'ai pas de fièvre.
B
Je n'ai jamais de fièvre.
C
Je n'ai rien de fièvre.
D
Je n'ai plus de fièvre.

Slide 13 - Quizvraag

Maak de zin op 2 manieren ontkennend.
Je suis toujours malade.

Slide 14 - Open vraag

Jeu de mémoire
De docent zegt een lichaamsdeel, jij beeldt het uit!

Slide 15 - Tekstslide