1 Omdat hij zich ergerde aan hun voortdurende gegiechel, stuurde de docent de twee meiden naar de coördinator. Of: Omdat hij geërgerd was door hun voortdurende gegiechel, ... of evt.: Omdat hij was geërgerd, ...
2 Helaas voor haar klasgenoten verbeeldt Maja zich dat ze een goede zangeres is.
3 Beloofde Kathalijne haar moeder zojuist op tijd thuis te komen?
4 Terwijl hij luid schaterde om de door Rex vertelde mop, schonk Johan ons koffie in.
Of: Terwijl hij luid schaterde om de mop die Rex vertelde / verteld had, ...
5 Lopend door de kamers van de woning werden de jonggehuwden steeds enthousiaster over het pand. Of: Door de kamers van de woning lopend ...
6 Na de zitting zei de rechter de enig juiste beslissing genomen te hebben. Of: ... de enig juiste beslissing te hebben genomen.