3M Hoofdzaken en tekststructuur: Make that the cat wise

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo g, t, mavo
• Leerjaar 3

3M Hoofdzaken en tekststructuur

Make that the cat wise

Doel

Je kunt de hoofdzaken uit een tekst halen.

Je kunt de structuur van een tekst bepalen.

Welke uitspraak past het beste bij jou?

1. Ik beheers het Engels op alle fronten goed.
2. Ik kan het Engels beter lezen dan spreken.
3. Ik kan het Engels beter spreken dan lezen.
4. Ik kan het Engels net zo slecht lezen als spreken.

Lees de titel, de eerste alinea en bekijk de afbeelding.
Geeft de afbeelding je duidelijke informatie over het onderwerp?

1. Ja, door de afbeelding kan ik al zien waar de tekst over gaat.
2. Nee, door de afbeelding alleen weet ik niet waar de tekst over gaat.

Wat is het onderwerp van de tekst?
Baseer je antwoord op de titel en de eerste alinea.

In de inleiding maak je kennis met het onderwerp.
Dat kan op verschillende manieren.
Hoe gebeurt dat in deze inleiding?

1. Er wordt een voorbeeld gegeven.
2. Er wordt een toelichting gegeven.
3. Er wordt een aanleiding beschreven.
4. Er wordt een vraag gesteld.

Wat denk je dat er in de rest van de tekst
gaat gebeuren?
Wat gaat de schrijver doen?

Opdracht

Lees de rest van de tekst.

Markeer de belangrijkste zin(nen) van de alinea's 2 t/m 5.

Wat gebeurt er verder in die alinea's?

1. Er worden voorbeelden gegeven.
2. Er wordt een toelichting gegeven.
3. Er wordt nieuwe informatie gegeven.
4. Er worden nieuwe vragen gesteld.

Opdracht

Lees alinea 6 en 7.

Markeer de belangrijkste zinnen in die alinea's.

Valt je iets op?

Hoeveel redenen geeft de schrijver voor het feit dat de Nederlanders het Engels bovengemiddeld goed beheersen?

1. 2
2. 3
3. 4
4. 5

Heeft deze tekst een slot?

1. Ja, er wordt een conclusie gegeven.
2. Nee, er wordt nieuwe informatie gegeven.
3. ja, er wordt een samenvatting gegeven.
4. Nee, alinea 7 hoort bij de opsomming die begint in alinea 6.

De schrijver stelt een vraag in de inleiding.
Krijg je antwoord op de vraag?

1. Ja, de hele tekst geeft antwoord op die vraag.
2. Ja, in alinea 3 t/m 5 vind je het antwoord op de vraag.
3. Nee, ik krijg geen antwoord op die vraag.
4. Ik weet het niet.

Ik kan de belangrijkste zinnen uit een alinea vinden.

😒🙁😐🙂😃

Ik kan de bepalen hoe een tekst is opgebouwd.

😒🙁😐🙂😃