Grammatica zinsdelen

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo k
• Leerjaar 2

Grammatica zinsdelen

Zinsdelen benoemen

Eerst even dit....

De lessen..

Afspraken..

• Je zit op je plek volgens plattegrond.
• Tijdens uitleg ben je stil.
• Je bent aan het werk en overleggen doe je zachtjes.
• 2e keer waarschuwen, naam genoteerd op het bord, daarna eruit en nablijven.

Doel van de les

Ik kan persoonsvorm, gezegde, onderwerp en lijdend voorwerp voorwerp in de zin benoemen.

Wat weet je nog van zinsdelen?

ZINSDELEN

De meeste zinnen bevatten een persoonsvorm, een gezegde en een onderwerp.

Veel zinnen hebben ook een lijdend voorwerp. 

Niet alle zinnen hebben dus een lijdend voorwerp.

Afkortingen zinsdelen

pv = persoonsvorm

ow = onderwerp

gez = gezegde

lv = lijdend voorwerp

In welke volgorde moet je zinsdelen benoemen?

1. ow - pv - zinsdelen - gez - lv
2. pv - gez - zinsdelen - ow - lv
3. zinsdelen - ow - pv - gez - lv
4. pv - zinsdelen - gez - ow - lv

Je wil een zin verdelen in zinsdelen. Wat is de eerste stap?

1. Verander de volgorde van de zin
2. Onderstreep de pv
3. Zet verticale strepen tussen om alle werkwoorden

Bij welke optie is de zin goed verdeeld in zinsdelen?

In de klas hebben we de deur naast het raam goed gesloten.

1. In de klas hebben | we | de deur | naast het raam | goed| gesloten.
2. In de klas| hebben| we de deur |naast het raam| goed| gesloten.
3. In de klas| hebben| we |de deur naast het raam| goed |gesloten.
4. In de klas |hebben| we |de deur |naast het raam| goed| gesloten.

Het onderwerp van de zin vind je door:

1. de zin van tijd te veranderen.
2. de zin te verdelen in zinsdelen. Het eerste zinsdeel is dan het onderwerp.
3. de vraag: wie/wat+wg? in te vullen en het antwoord is dan het onderwerp.
4. alle werkwoorden in de zin op te schrijven.

De leergierige klas 1G leert het onderwerp vinden.
Wat is het onderwerp?

1. Klas 1G
2. De leergierige klas 1G
3. het onderwerp
4. leert vinden

Het onderwerp in de volgende zin is:

"De vrolijke meisjes Saar en Eva spelen samen in de net verbouwde speeltuin."

1. De vrolijke meisjes
2. Saar en Eva
3. Saar en Eva spelen
4. De vrolijke meisjes Saar en Eva

De persoonsvorm in een zin vind je door..

1. De zin vragend te maken
2. De zin te husselen
3. De zin in een andere tijd te zetten
4. Dat hoor je gewoon

Mijn buurman legt de lat hoog.
Legt =

1. alleen persoonsvorm
2. persoonsvorm en gezegde
3. alleen gezegde

Het gezegde in de volgende zin is..
"Ik heb mijn fietsband moeten laten plakken."

1. heb moeten laten plakken
2. heb plakken
3. heb moeten plakken
4. heb laten plakken

Hoe vind je het lijdend voorwerp?

1. Wie/wat + gezegde + onderwerp + persoonsvorm
2. Wie/wat + gezegde + onderwerp
3. gezegde + onderwerp
4. Onderwerp + gezegde + wie/wat

Thomas heeft Marieke bloemen gegeven.
Lijdend voorwerp =

1. Er is geen lijdend voorwerp
2. Thomas
3. Marieke
4. bloemen

Het lijdend voorwerp in de volgende zin is..

"Marissa heeft samen met Lina een prachtig cadeau voor Maaike gekocht."

1. samen met Lina
2. een prachtig cadeau
3. voor Maaike
4. prachtig cadeau gekocht

Stappenplan zinsdelen benoemen

1. Zoek de persoonsvorm

2. Doe de zinsdeelproef

3. Benoem het werkwoordelijk gezegde

4. Zoek het onderwerp

5. Zoek het lijdend voorwerp

Makkelijk schema

PV	Zet de zin in een andere tijd.
GEZ	Schrijf de pv op en de andere werkwoorden
OND	Wie of wat + wwg
LV	Wie of wat + wwg + ond

De lerares

geeft

een proefwerk.

persoonsvorm

onderwerp

lijdend voorwerp

gezegde

Aan de slag!

Maak de oefentoets/so.

Klaar? Dan ga je in stilte iets voor jezelf doen. 

Doel bereikt?

Ik kan persoonsvorm, gezegde, onderwerp en lijdend voorwerp  in de zin benoemen.