Nederlands formuleren h3 t/m h6

Formuleren
1 / 28
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.

Onderdelen in deze les

Formuleren

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Video

De beknopte bijzin heeft geen onderwerp.
A
onjuist
B
juist

Slide 3 - Quizvraag

Een beknopte bijzin heeft een persoonsvorm
A
juist
B
niet juist

Slide 4 - Quizvraag

Bij school aangekomen, bleken zijn boeken nog thuis te liggen.
A
Beknopte bijzin
B
Foutieve beknopte bijzin

Slide 5 - Quizvraag

Verblijd door opa's komst werd via internet een maaltijd besteld.
A
beknopte bijzin
B
foutief beknopte bijzin

Slide 6 - Quizvraag

Huppelend van blijdschap, kwam het meisje de klas binnen.
A
Beknopte bijzin
B
Foutieve beknopte bijzin

Slide 7 - Quizvraag

Kijkend uit het raam, viel plotseling een dakpan naar beneden
A
beknopte bijzin
B
foutief beknopte bijzin

Slide 8 - Quizvraag


Verwijswoorden (1)

  • Met verwijswoorden wijs je terug naar een eerder genoemd woord. 
  • Je verwijst altijd terug naar een zelfstandig naamwoord.

Slide 9 - Tekstslide


Verwijswoorden (2)

Verwijswoorden kunnen verwijzen naar mannelijke, vrouwelijke of onzijdige woorden. 
  • Mannelijk: de-woord, vaak korte woorden
  • Vrouwelijk: de-woord, herken je aan de uitgang
  • Onzijdig: het-woord

Slide 10 - Tekstslide

oefenen kun je hier:
http://www.cambiumned.nl/oefeningen/oefening-1-verwijswoorden/
http://www.cambiumned.nl/theorie/grammatica/overige/verwijswoorden/
http://www.cambiumned.nl/oefeningen/oefening-3-foute-en-slordige-verwijswoorden/

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Video

Kies het juiste antwoord: Hij was vergeten ... ... cadeau te geven, waarop hij boos werd op ....
A
hen / hen / hen
B
hen / hun / hen
C
hun / hun / hun
D
hun / hun / hen

Slide 13 - Quizvraag

Ik ben gisteren met ... meegefietst en heb ... daarna getrakteerd op pizza.
A
hen/hun
B
hen/hen
C
hun/hen
D
hun/hun

Slide 14 - Quizvraag

Ik ben gisteren met ... meegefietst en heb ... daarna getrakteerd op pizza.
A
hen/hun
B
hen/hen
C
hun/hen
D
hun/hun

Slide 15 - Quizvraag

Slide 16 - Video

Grieken en Romeinen vervingen het poeder door een pasta
A
Bedrijvende vorm
B
Lijdende vorm

Slide 17 - Quizvraag

Word jij later docent aardrijkskunde?
A
lijdende vorm
B
bedrijvende vorm

Slide 18 - Quizvraag


Mijn vader koopt bloemen.
A
Lijdende vorm
B
Bedrijvende vorm

Slide 19 - Quizvraag

De auto is door de man gekocht.
A
bedrijvende vorm
B
lijdende vorm

Slide 20 - Quizvraag

Congruentie=
Getal van onderwerp en persoonsvorm moeten overeenkomen
Is dat niet zo: Incongruentie

Slide 21 - Tekstslide

Incongruentie. Wat is juist?
Het was erg teleurstellend dat maar veertig procent van de leerlingen de enquête invulden.
A
De zin is congruent.
B
De zin is incongruent.

Slide 22 - Quizvraag

Incongruentie. Wat is juist?
De enorme groep oproerkraaiers hadden het centrum van de stad bijna bereikt.
A
De zin is congruent.
B
De zin is incongruent.

Slide 23 - Quizvraag

Zinnen begrenzen doe je zo:
1. Zet een punt aan het einde van gewone zinnen.
2. Zet een vraagteken na een vraag.
3. Zet een komma tussen twee persoonsvormen
4. Zet een komma voor een verbindingswoord.
5. Zet (meestal) geen komma voor en en of. 

Slide 24 - Tekstslide

De jongen heeft flinke hoofdpijn. Daarom gaat hij eerder naar huis.
A
Goed begrensd
B
Fout begrensd

Slide 25 - Quizvraag

Niet alleen het weer valt mee, maar ook het huiswerk!
A
Goed begrensd
B
Fout begrensd

Slide 26 - Quizvraag

De kleine ondernemer wordt goed ondersteund. Alleen de grotere niet.
A
Goed begrensd
B
Fout begrensd

Slide 27 - Quizvraag

Na schooltijd stuurt de directeur de leerlingen weg, want ze maken een hoop lawaai.
A
Goed begrensd
B
Fout begrensd

Slide 28 - Quizvraag